Hoe stel jij je het leven
van een wetenschapper voor?
Saai en eentonig,
urenlang opgesloten in een lab
en zonder sociale interactie?
Dat is misschien zo voor sommigen,
maar niet voor Tycho Brahe.
De 16de-eeuwse geleerde die nauwkeurig
de beweging van planeten voorspelde
en honderden sterren catalogiseerde
voordat de telescoop was uitgevonden,
had ook een persoonlijk leven
van kosmische proporties.
Tycho Brahe werd geboren in 1546
als kind van Deense edelen.
Toen hij twee jaar was, werd hij ontvoerd
en vervolgens opgevoed door zijn oom.
Zijn ouders leken dit niet erg te vinden.
Tycho moest rechten gaan studeren,
maar nadat hij op z'n dertiende
een zonsverduistering zag,
bracht hij meer tijd door
met wiskunde- en
natuurwetenschapsprofessoren
die hem hemellichamen
leerden waar te nemen.
Toen zijn oom hem enkele jaren later
naar Duitsland stuurde,
was hij niet meer
geïnteresseerd in de rechten.
Hij las boeken over astronomie,
verbeterde zijn instrumenten,
en bestudeerde nauwgezet
de nachtelijke hemel.
Al gauw waren zijn eigen metingen
nauwkeuriger dan die in zijn boeken.
In Duitsland raakte Tycho
tijdens een feest
betrokken in een ruzie
met een andere student
over een wiskundige formule.
Dit ontaardde in een zwaardgevecht
waarbij Tycho een groot stuk
van zijn neus verloor.
Er wordt gezegd dat hij daarna
een prothese van goud en zilver
op zijn gezicht plakte.
Gelukkig had Tycho zijn neus niet nodig
om zijn astronomisch werk
verder te zetten.
Hij bleef de hemel bestuderen
en ontwierp allerlei instrumenten,
waaronder een kwadrant
ter grootte van een gebouw
voor hoekmetingen van sterren.
Na maanden van observatie,
ontdekte Tycho een nieuwe ster
in het sterrenbeeld Cassiopeia.
De publicatie van deze vondst leverde
hem de status van een rockster op
en aanbiedingen uit heel Europa.
De Deense koning wilde Tycho
bij zich houden
en bood hem daarom
zijn eigen eiland aan
met een volledig uitgeruste sterrenwacht: Uraniborg.
Het kostte ongeveer 1 procent
van de Deense begroting
en had meer van een kasteel.
Het omvatte strakke tuinen,
kamers voor familie, personeel
en edelen
en een ondergronds gedeelte
voor alle reusachtige instrumenten.
Tycho liet ook een papiermolen
en drukpers bouwen
om zijn artikelen te publiceren,
en een lab om aan alchemie te doen.
Omdat er in elk kasteel
entertainment moet zijn,
werd Jep, een helderziende dwerg,
aangenomen als hofnar.
Tycho woonde op zijn eiland
waar hij ongeveer 20 jaar lang
studeerde en feestte.
Maar na een ruzie
met de nieuwe Deense koning
werd hij uitgenodigd door de keizer
van het Heilige Roomse Rijk
om de officiële keizerlijke astronoom
te worden in Praag.
Daar ontmoette hij Johannes Kepler,
een andere beroemde astronoom,
die zijn assistent werd.
Hoewel Keplers werk hem interesseerde,
wilde Tycho zijn eigen data beschermen
waardoor de twee vaak
flinke ruzies hadden.
In 1601, op een officieel banket
dronk Tycho behoorlijk veel.
Hij was te beleefd
om de tafel te verlaten
en naar het toilet te gaan.
Dit bleek een slecht idee te zijn,
want hij kreeg blaasontsteking
en stierf een paar dagen later.
Maar zelfs 400 jaar na zijn dood
had Tycho nog wat verrassingen in petto.
In 2010 werden zijn resten opgegraven.
De legendarische neus
uit goud en zilver
was nergens te bespeuren.
Chemische sporen verklapten
dat hij eigenlijk een eenvoudigere
koperen neus droeg.
De haren van Tycho's snor
bleken ook een hoog gehalte
giftig kwik te bevatten.
Was dit afkomstig van een medicijn
tegen zijn blaasontsteking?
Resten van een alchemistisch experiment?
Of werd hij vergiftigd door
zijn twistzieke collega Johannes Kepler
om zijn gegevens te verkrijgen?
We zullen het misschien nooit weten,
maar als je nog eens denkt
dat wetenschappers een saai leven hebben,
kijk dan eens wat verder
dan je neus lang is.