Ik schreef voornamelijk over architectuur, over gebouwen. Schrijven over architectuur gaat uit van bepaalde veronderstellingen. Een architect ontwerpt een gebouw en het wordt een plek of veel architecten ontwerpen vele gebouwen en wordt het een stad. Ongeacht de ingewikkelde mix van politiek, cultuur en economie die deze plaatsen vormgeven, uiteindelijk kan je ernaartoe en eromheen lopen. Je kan ze ruiken. Er een gevoel bij krijgen. Je kan ze ervaren. Maar wat me in de afgelopen jaren opviel, was dat ik minder en minder buitenkwam en meer en meer voor mijn computerscherm zat. Vooral sinds 2007 toen ik me een iPhone aanschafte, zat ik niet alleen de hele dag voor mijn scherm, maar 's avonds zat ik ook nog te kijken naar dit kleine scherm. Verrassend hoe snel mijn relatie met de fysische wereld was veranderd. In die zeer korte periode van de afgelopen 15 jaar van online-zijn of de laatste vier, vijf jaar van de hele tijd online te zijn, is onze relatie met onze omgeving veranderd in de zin dat onze aandacht voortdurend verdeeld is. Terwijl we naar die schermen kijken, kijken we ook naar de wereld om ons heen. Die wereld op het scherm leek ook geen eigen fysische realiteit te hebben. Als je naar afbeeldingen van het internet zocht, was het enige dat je vond dit beroemde beeld van Opte van het internet als een soort Melkweg, een oneindige uitgestrektheid waar we onszelf niet in terugvonden. We lijken het nooit te kunnen vatten in zijn totaliteit. Het doet me altijd denken aan het beeld van de aarde vanuit Apollo. Die blauwe knikker lijkt me ook bedoeld om te suggereren dat we het in zijn totaliteit niet kunnen begrijpen. We zijn altijd klein vergeleken met die uitgestrektheid. Die hele wereld en dit scherm heb ik nooit helemaal met elkaar kunnen verzoenen. Toen gebeurde dit. Op een dag deed mijn internet het weer eens niet. De man van de kabel kwam het repareren. Hij begon met het stoffige kluwen kabels achter de bank, volgde hem naar de voorkant van mijn woonst, dan naar de kelder en de achtertuin naar een wirwar van kabels tegen de muur. Toen hij een eekhoorn langs de draad zag lopen, zei hij: "Daar is je probleem. Een eekhoorn knabbelt aan je internet." (Gelach) Dit leek verbazingwekkend. Het internet is een transcendent idee. Het is een verzameling protocollen die alles hebben veranderd van winkelen tot afspraakjes maken tot revoluties. Het was duidelijk niet iets waar een eekhoorn op kon knabbelen. (Gelach) Maar toch was het zo. Een eekhoorn had op mijn internet geknabbeld. (Gelach) Toen vroeg ik me af wat er zou gebeuren als je de draad van de muur rukte en hem begon te volgen. Waar zou het naartoe gaan? Was het internet een plek die je kon bezoeken? Kon ik ernaartoe gaan? Wie zou ik er tegenkomen? Was daar eigenlijk wel iets? Blijkbaar niet. Dit was het internet: een zwarte doos met een rood lichtje zoals weergegeven in de sitcom "The IT Crowd." Normaal zit het boven op de Big Ben, waar je de beste ontvangst hebt, maar ze hadden het klaargekregen dat hun collega het een middag kon lenen voor een kantoorpresentatie. De bazen van het internet konden het even missen. Terwijl ze ernaar kijkt, zegt ze: "Is dit het internet? Het hele internet? Is het zwaar?" Ze zeggen: "Natuurlijk niet, het internet weegt niets." Ik was beschaamd. Ik was op zoek naar een ding dat alleen dwazen lijken te zoeken. Het internet was een amorfe klomp of een gekke zwarte doos met een knipperlichtje. Geen echt ding. Maar in feite is het dat wel. Het internet bestaat echt. Ik ben het twee jaar lang gaan bekijken. Ik bezocht de grote datacentra die net zoveel energie gebruiken als de steden waar ze staan. Ik bezocht plaatsen zoals Hudson Street 60 in New York. Dat is een van de gebouwen op de wereld, een twaalftal gebouwen, waar meer internetnetwerken met elkaar verbonden zijn dan op enige andere plaats. Dat verbinden is ondubbelzinnig een fysisch iets. Het gaat om de router van een netwerk, een Facebook, een Google, een B.T., een Comcast, een Time Warner of wat dan ook, waar een, meestal gele, glasvezelkabel doorheen het plafond contact maakt met de router van een ander netwerk. Dat is ondubbelzinnig fysisch en verrassend intiem. Een gebouw zoals Hudson 60, en nog een dozijn of zo andere, heeft 10 keer meer netwerkverbindingen dan de volgende groep gebouwen. Er bestaan niet veel van die plaatsen. Hudson 60 is vooral interessant omdat het een zestal zeer belangrijke netwerken herbergt. Namelijk de netwerken die de onderzeese kabels bedienen. Ze zijn onderzees, verbinden Europa en Amerika met elkaar en ook ons allemaal. Over die kabels wil ik het hebben. Als het internet een wereldwijd fenomeen is, als we in een 'global village' leven, is dat omdat er onderzeese kabels zijn, kabels als deze. Ze zijn ongelooflijk klein. Je kan ze in je hand houden als een tuinslang. Maar op een andere manier zijn ze ongelooflijk uitgebreid. Zo uitgebreid als je je maar kunt voorstellen. Zij gaan overzee. Ze zijn tot twaalf duizend kilometer lang. Hoe ingewikkeld de materiaal- en de computertechnologie ook mag zijn, het fundamentele fysische procedé is verbazend simpel. Licht gaat er aan de ene kant in en komt er aan de andere kant uit. Het komt meestal van een gebouw dat 'landing station' wordt genoemd. Het zit onopvallend weggestopt in een kleine buurt aan zee. Er zitten versterkers op de oceaanbodem die op gewone tonijn lijken. Om de 80 km versterken ze het signaal. De transmissiesnelheid is ongelooflijk. 10 gigabit per seconde per golflengte van licht. Ongeveer duizend maal sneller dan je eigen verbinding. Het kan een 10.000 videostreams verwerken. Niet alleen dat, maar je stuurt niet één golflengte van licht door de vezels, maar wel tot 70 verschillende golflengten of kleuren van licht per vezel. In elke kabel zitten acht vezels, vier in elke richting. Ze zijn ongeveer zo dik als een haar. Ergens komen ze aan op het continent. Ze maken connectie in een mangat. Hier zit een kabel van 15.000 kilometer ingeplugd. Dit is in Halifax, een kabel gaat van Halifax naar Ierland. Het blijft evolueren. Drie jaar geleden lag er één kabel langs de westelijke kust van Afrika. Steve Song stelt het op deze kaart voor met die dunne, zwarte lijn. Nu zijn er al zes kabels en er komen er nog, drie langs elke kust. Zodra een land wordt aangesloten op een kabel beseffen ze dat het niet genoeg is. Als ze er een industrie omheen gaan bouwen, moeten ze weten dat hun verbinding niet kwetsbaar maar permanent moet zijn. Als een kabel breekt, moet er een schip naartoe en moet een grijphaak beide einden ophalen. Vervolgens las je de twee uiteinden aan elkaar en laat je de kabel te water. Een zeer intensief fysisch gebeuren. Dit is mijn vriend Simon Cooper die tot voor kort werkte voor Tata Communications, de communicatievleugel van Tata, het grote Indiase industrieel conglomeraat. Ik heb hem nog nooit ontmoet. We hebben alleen gecommuniceerd via het telepresence-systeem. Daardoor denk ik aan hem als de man in het internet. (Gelach) Het is een Engelsman. De industrie van de onderzeese kabel wordt gedomineerd door de Engelsen, en ze lijken allemaal 42 te zijn. (Gelach) Ze begonnen allemaal op hetzelfde moment met de boom ongeveer 20 jaar geleden. Tata begon als communicatiebedrijf met de aankoop van twee kabels, één over de Atlantische Oceaan en één over de Stille Oceaan. Ze voegden onderdelen toe totdat ze een gordel rond de wereld hadden gebouwd. Ze sturen je bits naar het oosten of naar het westen. Er gaat letterlijk een lichtbundel rond de wereld. Als een kabel in de Stille Oceaan breekt, dan sturen ze hem rond langs de andere kant. Daarna begonnen ze naar andere plekken te zoeken voor de kabel. Daarvoor kwam in de eerste plaats Afrika in aanmerking. Maar Simons ongelooflijke geografische verbeelding is verbazingwekkend. Hij denkt over de wereld met deze ongelooflijke expansiviteit. Ik wilde zien hoe zo'n kabel wordt gemaakt. Online ervaren we vluchtige momenten van verbinding, het gevoel van nabijheid, een tweet of een bericht van Facebook of een e-mailadres. Daar moet iets fysisch tegenover staan. Het moment waarop het continent werd aangesloten, wilde ik meemaken. Simon was bezig met een nieuwe kabel, WACS, het kabelsysteem West-Afrika, dat zich uitstrekte van Lissabon naar de westkust van Afrika, naar Ivoorkust, Ghana, Nigeria en Kameroen. Hij zei dat hij eraan kwam, afhankelijk van het weer. Hij zou me laten weten wanneer. Vier dagen van tevoren vroeg hij me om naar dit strand bezuiden Lissabon te komen. Even na 9 zou deze kerel uit het water opduiken. (Gelach) Met een licht, groen nylontouw. Een boodschapperlijn noemen ze dat. Dat was de eerste link tussen zee en land. Deze link was de start van dit 14.000 km lange pad van licht. Toen begon een bulldozer de kabel uit dat gespecialiseerde kabellandingschip te trekken. Deze boeien hielden hem vast totdat hij op de juiste plaats lag. De Engelse ingenieurs houden toezicht. Zodra hij op de juiste plaats was, ging hij terug het water in met een groot mes, sneed elk boei los, de boei sprong op en de kabel zakte naar de zeebodem. Dat deed hij tot aan het schip. Toen hij er aankwam kreeg hij een glas vruchtensap en een gebakje, sprong terug in het water, zwom naar het strand en stak een sigaret op. (Gelach) Zodra de kabel aan land was, maakten ze hem klaar voor de verbinding met de andere kant, met de kabel die van het landingstation kwam. Eerst doorzagen met een ijzerzaag, dan de plastic binnenkant er afhalen -- een beetje als chef-koks. Daarna wat juwelierswerk om de flinterdunne vezels met die van de andere kabel te verbinden. Met een soort perforator werden ze samengesmolten. Als je deze jongens bezig ziet met een ijzerzaag dan hou je op met denken over het internet als een wolk. Het begint een ongelooflijk fysisch iets te worden. Het verbaasde me ook dat, hoewel dit allemaal gebaseerd is op de meest geavanceerde technologie, het fysische proces al lang bestaat en de cultuur dezelfde is. Je hebt de plaatselijke arbeiders. Je hebt de Engelse ingenieur die op de achtergrond aanwijzingen geeft. En nog belangrijker, de plaatsen zijn hetzelfde. Deze kabels maken nog steeds verbindingen tussen de klassieke havensteden, plaatsen zoals Lissabon, Mombasa, Mumbai, Singapore, New York. Het proces neemt ongeveer drie, vier dagen in beslag, dan gaat het putdeksel erop, zand erover, en iedereen vergeet het. We praten veel over ‘de wolk’, maar telkens we iets op de wolk zetten, geven we wat verantwoordelijkheid ervoor op. We laten andere mensen zich er zorgen over maken. Dat zou niet mogen. Neal Stephenson zegt dat ‘verbonden mensen iets moeten weten over die verbindingen’. We moeten weten waar ons internet vandaan komt, en we moeten weten wat het is dat ons allen fysisch verbindt. Bedankt. (Applaus) (Applaus) Bedankt. (Applaus)