Stel je voor, ergens waar het zo donker is
dat je je eigen neus niet meer kunt zien.
Ogen open of dicht, dat maakt niets uit,
omdat de zon er nooit schijnt.
Voor je zie je een lichtje.
Kruip dichterbij om het te onderzoeken,
en een blauw licht flikkert om je heen.
Kruip dichterbij om het te onderzoeken,
en een blauw licht flikkert om je heen.
"Hier zou ik naar kunnen blijven kijken", denk je.
Maar nee,
want de klappende kaken van de hengelvis
hebben je levend verzwolgen.
Je bent maar één van de vele
diepzeebewoners die te laat
de kracht van bioluminescentie
leren waarderen.
Bioluminescentie verwijst naar het vermogen
van sommige levende dingen om licht te genereren.
Het menselijk lichaam kan
oorsmeer en teennagels maken,
maar deze organismen kunnen
delen van hun lichaam
in glowsticks omtoveren.
Het is alsof de natuur ze
'raveklaar' heeft afgeleverd.
Waarom?
Op de één of andere manier
verbetert bioluminescentie
hun overlevingskansen.
Neem de glimworm.
Zijn groene gloed
helpt hem een partner aan te trekken
op een warme zomernacht.
Maar dat is slechts één van vele
oplichtende levensvormen.
De phrixothrix hirtus-larve
kan zijn lichaam in twee kleuren laten oplichten:
rood en groen.
Zou jij iets opeten
dat eruitziet als een landingsbaan?
Slimme roofdieren evenmin.
De flitsende lichtjes houden de larve veilig.
Dan is er de diepzeegarnaal:
acantherphyra purpurea.
Als die zich bedreigd voelt,
spuugt hij een wolk oplichtende smurrie uit.
Wie rent er niet weg
als er net over je heen is gebraakt?
Daarbij trekt dat braaksel grotere rovers aan
die de vijand van de garnaal willen eten.
Wat als je niet kan bioluminesceren?
Geen probleem!
Er zijn andere manieren voor levende wezens
om bioluminescentie te gebruiken.
Zelfs als ze er zelf niet mee geboren zijn.
Zoals onze hengelvis
net voordat hij je op wilde eten.
Die oplichtende aas bovenop zijn kop
komt uit een huidzakje dat esca heet.
De esca bevat bioluminescente bacteriën.
De hengelvis geeft daar niet uit zichzelf licht,
dus bewaart het in plaats daarvan
een zakje oplichtende bacteriën.
Ken je de glimworm nog?
Die kan zichzelf laten schijnen.
In zijn lantaarn zitten twee stoffen:
een luciferine en een luciferase.
Als glimwormluciferase en luciferine mengen
in aanwezigheid van zuurstof
en brandstof voor de cel, ATP,
geeft de chemische reactie energie af in de vorm van licht.
Toen wetenschappers hadden uitgevist
hoe de glimworm zijn luciferase en luciferine maakt,
hebben ze genetische technologie gebruikt
om deze lichtgevende reactie
te produceren in andere levensvormen
die niet kunnen oplichten.
Zo stopten ze bijvoorbeeld de genen,
of instructies, voor een cel
om glimwormluciferase en luciferine
aan te maken, in een tabaksplant.
Toen die daar eenmaal waren,
volgde de tabaksplant de instructies
die in zijn DNA waren gestopt
en straalde als een kerstboom.
De schoonheid van bioluminescentie,
anders dan zonlicht of een gloeilamp,
is dat het niet heet is.
Het vindt plaats in een temperatuurbereik
waar niets levends door verbrandt.
En, anders dan een glowstick,
die vervaagt als de stoffen daarin opraken,
gebruiken bioluminescente reacties herbruikbare middelen.
Dat is één reden waarom ze
bioluminescente bomen proberen te ontwikkelen.
Stel je voor, geplant langs snelwegen
zouden ze de weg kunnen verlichten op zuurstof
en andere vrijelijk beschikbare, schone brandstoffen.
Dat is nog eens een overlevingsvoordeel!
Dat zou onze planeet kunnen helpen om langer te leven.
Denk jij nu over andere manieren
waarop bioluminescentie goed gebruikt kan worden?
Die glowstick waar jij mee rondzwaait op een rave
helpt jou misschien een partner vinden.
Hoe kan bioluminescentie
je nog beter helpen overleven?
Als je op die manier gaat denken,
heb je het licht gezien.