Ondanks al zijn materiële voordelen liet het sedentaire leven ons... onrustig, onvervuld. Zelfs na 400 generaties in dorpen en steden zijn we niet vergeten hoe de open ruimte ons nog zachtjes roept als een bijna vergeten lied uit de kindertijd. We dichten verre plaatsen een zekere romantiek toe Die roep, vermoed ik, werd zorgvuldig ontworpen door natuurlijke selectie als een essentieel onderdeel van onze overleving. Lange zomers, zachte winters rijke oogsten, overvloedig wild zijn hier niet voor eeuwig. Je eigen leven, of dat van je stam of zelfs van jouw soort hangen misschien af van enkele rustelozen aangetrokken door een verlangen, dat ze nauwelijks zelf verwoorden of begrijpen, naar onontdekte gebieden en nieuwe werelden. Herman Melville zei het in Moby Dick voor zwervers van alle tijdperken en meridianen. Hij zei: "Een eeuwig verlangen naar wat ver weg is, kwelt me. Ik wil varen op verboden zeeën." Misschien is het nog wat vroeg -- misschien zijn we er nog niet helemaal klaar voor -- maar die andere werelden met hun belofte van onnoemelijke mogelijkheden wenken ons. Zwijgend beschrijven ze hun baan om de zon, wachtend.