Ondanks al zijn materiële voordelen
liet het sedentaire leven ons...
onrustig,
onvervuld.
Zelfs na 400 generaties
in dorpen en steden
zijn we niet vergeten
hoe de open ruimte ons nog zachtjes roept
als een bijna vergeten lied uit de kindertijd.
We dichten verre plaatsen een zekere romantiek toe
Die roep, vermoed ik, werd zorgvuldig ontworpen
door natuurlijke selectie
als een essentieel onderdeel van onze overleving.
Lange zomers, zachte winters
rijke oogsten, overvloedig wild
zijn hier niet voor eeuwig.
Je eigen leven, of dat van je stam
of zelfs van jouw soort
hangen misschien af van enkele rustelozen
aangetrokken door een verlangen,
dat ze nauwelijks zelf verwoorden of begrijpen,
naar onontdekte gebieden en nieuwe werelden.
Herman Melville zei het in Moby Dick
voor zwervers van alle tijdperken en meridianen.
Hij zei:
"Een eeuwig verlangen naar wat ver weg is, kwelt me.
Ik wil varen op verboden zeeën."
Misschien is het nog wat vroeg --
misschien zijn we er nog niet helemaal klaar voor --
maar die andere werelden
met hun belofte van onnoemelijke mogelijkheden
wenken ons.
Zwijgend beschrijven ze hun baan om de zon,
wachtend.