In de aanloop naar
de verkiezingen van 2016
zag ik, en velen met mij,
de opkomst van onenigheid, venijn
en narigheid in onze openbare ruimtes.
Een bizarre stijging in polarisatie.
Het was ontmoedigend en verontrustend.
Daarom begon ik samen met een collega,
Jeremy Hay, na te denken
over hoe wij ons beroep
anders zouden kunnen uitoefenen.
Hoe kunnen we de verdeeldheid blootleggen,
en de conflicten,
zoals we dat altijd al deden,
maar zodra we op dat punt zijn
iets heel anders doen.
We wilden de belangrijkste tools
van ons ambacht nemen --
het doorlichten van informatie,
gedegen onderzoek, nieuwsgierigheid,
inzet om het algemeen belang te dienen --
onze democratie te dienen --
en daarmee iets nieuws doen.
Dus brachten we een proces in kaart,
dat we dialoog-journalistiek noemen,
om het hart van sociale
en politieke verschillen te vinden,
en vanuit daar vervolgens te bouwen
aan journalistieke gesprekken
tussen mensen aan weerszijden
van polariserende problemen.
Maar hoe doe je dit dan
in een wereld die zo verdeeld is,
zo diep verdeeld --
als we in een wereld leven
waarin neven, tantes en ooms
niet met elkaar kunnen praten,
en we vaak in gescheiden en verschillende
nieuwsecosystemen leven.
Waarin we uit reflex en gewoonte
degenen met wie we het oneens zijn
verguizen en afwijzen?
Maar we wilden het proberen.
Vlak na de verkiezingen van 2016,
tussen de verkiezingen en de inhuldiging,
werkten we met de Alabama Media Group
in een poging het anders te doen.
We brachten 25 Trump-aanhangers
uit Alabama samen
in gesprek met 25 Clinton-aanhangers
uit Californië.
Ze werden samengebracht in een besloten,
gemodereerde Facebook-groep
die we een maand open hielden.
Ons doel was om
hen een plek te geven waar ze
open en nieuwsgierig konden zijn.
En we wilden ze ondersteunen
in het vormen van relaties,
niet alleen met elkaar;
ook met ons als journalisten.
Vervolgens wilden we feiten
en informatie geven --
feiten en informatie die zij ook echt
konden ontvangen en verwerken
en gebruiken ter ondersteuning
van hun gesprekken.
En dus als inleiding op dit gesprek,
als eerste stap in de
'dialoog-journalistiek',
vroegen we naar wat de ander
van hen zou denken, volgens hen.
Dus toen we de Trump-aanhangers
uit Alabama
vroegen welk beeld de Clinton-aanhangers
volgens hen van hen hadden,
gaven zij het volgende aan.
"Zij vinden ons religieuze
bijbel-stampers."
"Dat we achterlijk
en stom zijn."
"Ze denken dat we allemaal de
confederale vlag hijsen,
racistisch, seksistisch
en ongeschoold zijn."
"Dat we blootsvoets en zwanger over
ongeasfalteerde wegen dralen."
"En dat we kieskeurig en preuts zijn
en in hoepelrokken rondlopen
tussen de katoenvelden."
Vervolgens vroegen we
de Californiërs hetzelfde:
"Hoe denken de Alabamianen over jullie?
Zij zeiden:
"Dat we gek en liberaal zijn."
"We zijn niet patriottisch."
"We zijn snobistisch en elitair."
"We kennen geen God en laten
onze kinderen alles toe."
"We zijn gefocust op onze carrières
en niet op familie."
"Dat we elitair zijn,
intellectuele waanideeën hebben,
dat we rijk zijn, alleen de beste
voeding consumeren,
en niet weten wat er speelt."
Door dit soort vragen te stellen
aan het begin van elk gesprek
en door stereotypen
te identificeren en te delen
zien we dat men --
aan welke kant dan ook --
de simplistische, vaak gemene karikaturen
die rondgaan, beginnen te herkennen.
En daardoor --
daarna, kunnen we verder
met oprechte conversatie.
In de twee jaar na de aftrap van
het Californië/Alabama Project
bleven we dialogen
en partnerschappen hosten
met mediaorganisaties
in het hele land.
Deze gingen over enkele van onze
meest omstreden kwesties:
wapens, immigratie, ras, opleiding.
En wat we zagen,
opmerkelijk genoeg,
is dat een echte dialoog
wel degelijk mogelijk is.
En dat wanneer hen de kans
en de structuur daarvoor gegeven wordt,
veel van onze medeburgers,
staan te popelen om met
anderen te verbinden.
Te vaak hebben journalisten
verschillen aangedikt
ten behoeve van drama, lezerspubliek
of onze eigen opvattingen.
Te vaak hebben we een scherpe mening
van de ene partij gequoot bij de ander
en zo ook andersom.
Een veelzeggende anekdote
gevolgd door een scherpe quote,
waarmee lezers gretig
hun eigen vooroordelen voeden.
Maar ons op dialoog gebaseerde proces
heeft een lager tempo en andere focus.
En wordt geleid door het principe
dat dialoog over verschillen
essentieel is binnen een democratie,
dat journalistiek en journalisten
een veelzijdige rol spelen
in het bevorderen hiervan.
Hoe werken wij nu?
In elke fase zijn we
zo transparant mogelijk
over onze methodes en motieven.
En nemen we de tijd om
vragen te beantwoorden --
uit te leggen waarom we doen wat we doen.
We leggen uit dat het geen val is:
niemand zal je vertellen dat je dom bent,
of dat jouw ervaring er niet toe doet.
En we vragen altijd
om een ander soort gedrag,
weg van het schelden uit reflex,
zo ingebed in onze gewoontes
dat de meesten van ons
het niet eens meer doorhebben.
Mensen beginnen vaak wat boos
aan onze gesprekken.
En zeggen dingen als
"Hoe kun je X geloven?"
en "Hoe kun je Y lezen?"
en "Kun je geloven dat dit gebeurd is?"
Maar meestal ontvouwt zich
een wonder voor onze ogen:
mensen stellen zich voor.
Ze vertellen wie ze zijn
en waar ze vandaan komen
en beginnen elkaar vragen te stellen.
En na verloop van tijd, cirkelen ze
terug naar lastige onderwerpen,
met steeds een beetje meer empathie,
en meer nuance,
met meer nieuwsgierigheid.
Onze journalisten en moderators
doen hun best dit te ondersteunen
want het is geen debat,
geen gevecht,
geen talkshow op zondagochtend.
Het is niet het heen en weer
slingeren van praatpunten.
Geen opeenstapeling van memes en gifs
of artikelen met koppen
die een punt maken.
Het gaat ook niet om het scoren
van overwinningen via strikvragen.
De staat van onenigheid waarin
we verkeren is slecht voor iedereen.
Het is een erg ongelukkige staat van zijn.
Mensen vertellen ons dit steeds weer.
Ze zijn dankbaar voor de kans
respectvol contact te leggen,
met nieuwsgierigheid en openheid,
en zijn blij en opgelucht om
hun wapens te kunnen neerleggen.
Ons werk is een aanklacht
tegen het politieke klimaat
waarin ons land verkeert,
en we realiseren ons
dat het moeilijk en uitdagend is
om mensen met uiteenlopende
achtergronden in gesprek te houden.
We weten dat democratie
afhangt van ons vermogen
om onze problemen samen op te lossen.
Daarom plaatsen we de gemeenschap
centraal in ons journalistieke proces,
door onze ego's opzij te zetten
en eerst goed te luisteren,
om zo onze vooroordelen
en onze gewoonten te doorbreken
en ook anderen hierbij te helpen.
We doen dit,
wetende dat de journalistiek
het moeilijk heeft,
maar dat het altijd een rol zal spelen
bij het uitwisselen van
ideeën en gedachten.
Veel van onze deelnemers
ervaren blijvende effecten.
Velen zijn bevriend geraakt,
op Facebook en ook offline,
ondanks afwijkende visies.
Toen we dat eerste project afsloten,
ging twee derde van de vrouwen door
in een eigen Facebookgroep,
waarin ze moderators kozen uit elke staat
en blijven praten over lastige zaken.
Mensen vertellen ons steeds opnieuw,
dat ze dankbaar zijn voor deze kans
onderdeel hiervan te zijn,
dankbaar voor het besef dat men
'aan de andere kant' niet gek is,
dankbaar voor de kans
contact te maken met mensen
met wie ze anders nooit zouden praten.
Veel van onze ervaringen,
zijn ondanks dat we onszelf
Spaceship Media noemen,
helemaal geen 'rocket science'.
Als je mensen uitscheldt,
ze labelt, ze beledigt,
zijn ze niet geneigd te luisteren.
Spotten en beschamen helpt niet,
neerbuigendheid helpt niet.
Oprechte communicatie kost tijd en moeite,
terughoudendheid en zelfbewustzijn.
Er bestaat geen algoritme
om onze situatie op te lossen.
Want menselijke verbinding
is ook echt menselijke verbinding.
Dus leid vanuit nieuwsgierigheid,
benadruk discussie boven debat,
kom uit je toren,
want echte verbinding
over verschillen heen ...
is de balsem die onze democratie
zo hard nodig heeft.
Dank jullie wel.
(Applaus)