Onze organisatie wordt bekeken als de afvalemmer van falend sociaal beleid. Ik maak niet uit wie bij ons terechtkomt of hoelang ze blijven. Wij krijgen de hopeloze gevallen, mensen die door alle sociale vangnetten zijn gevallen. Zij konden ze niet in toom houden, daarom moeten wij dat doen. Dat is ons werk: vasthouden, controleren. In de loop van de tijd zijn wij als natie en als maatschappij daar erg goed in geworden. Daar hoef je echter niet blij om te zijn. Vandaag sluiten we een hoger percentage mensen op dan enig ander land te wereld. Meer zwarte mensen zitten in de gevangenis dan er slaven waren in 1850. Wij huisvesten de ouders van bijna 3 miljoen kinderen van onze gemeenschap. We zijn het nieuwe tehuis geworden, de grootste instelling voor mentale gezondheid van het land. Als we iemand opsluiten, dan is dat nogal wat. En toch heten wij het 'Departement van Verbetering'. Vandaag leg ik uit hoe we daar anders over zijn gaan denken. Ik geloof, en mijn ervaring wijst het ook uit, dat als we anders gaan denken, we nieuwe mogelijkheden of 'toekomsten' creëren, en gevangenissen hebben een andere toekomst nodig. Ik breng mijn hele loopbaan, 30 jaar, al door in het gevangeniswezen, ik volgde mijn vader hierin. Hij was een Vietnamveteraan. Het gevangeniswezen lag hem wel. Hij was sterk, standvastig, gedisciplineerd. Ik veel minder en hij maakte zich daar wel zorgen over. Uiteindelijk besloot ik dat als ik toch de gevangenis in moest het maar beter aan de goede kant van de tralies kon zijn. Ik wilde de werkplaats van mijn pa eens bezoeken, de McNeil Island-gevangenis. Dat was in de vroege jaren 80 en gevangenissen zagen er niet helemaal uit als op tv of in de film. Op allerlei manieren was het slechter. Ik kwam in een vier rijen hoog cellenblok. Acht man per cel, 550 man in het gehele blok. Als je het je mocht afvragen: er was slechts één toilet in die kleine cellen. Een cipier stak een sleutel in het slot en honderden mannen kwamen hun cel uit. Honderden mannen kwamen hun cel uit. Ik liep weg, zo vlug als ik kon. Maar ik kwam terug en begon als cipier. Ik moest een van die celblokken beheren en die honderden mannen in bedwang te houden. Toen ik in het ontvangstcentrum begon te werken, kon ik de gevangenen al vanaf de parking horen rumoeren, rammelen met celdeuren, roepen, hun cellen ondersteboven halen. Neem honderden ontvlambare mensen, sluit ze op en je krijgt chaos. Bedwingen en controleren - dat was ons werk. Om dit beter te leren doen, werd een nieuwe wooneenheid ingevoerd, Intensive Management Unit, IMU, genoemd, een moderne versie van 'het hol'. We sloten gevangenen op achter stevige stalen deuren met handboeiluiken zodat we hen konden immobiliseren en voeden. Raad eens. Het werd stiller. Verstoringen werden zeldzamer. Het werd veiliger omdat de gewelddadigste gevangenen nu geïsoleerd konden worden. Maar afzondering deugt niet. Beroof mensen van sociaal contact en ze gaan achteruit. Het was moeilijk om uit de IMU te geraken zowel voor hen als voor ons. Zelfs in de gevangenis betekent het heel wat als je iemand opsluit. Mijn volgende aanstelling was in een gevangenis met gesloten regime waar de meest gewelddadige gevangenen in terechtkomen. Maar tegen die tijd was het erop vooruitgegaan en hadden we andere methodes om met verstorend gedrag om te gaan. We hadden 'bean bag'-geweren, pepperspray, plexiglas schilden, stungranaten en mobiele eenheden. We beantwoordden geweld met kracht en chaos met chaos. We werden goed in het doven van brandjes. Daar ontmoette ik twee ervaren gevangenismedewerkers, die ook nog eens onderzoekers waren, een antropoloog en een socioloog. Een van hen merkte eens op: "Weet je, je bent wel goed in brandjes blussen. Heb je er ooit aan gedacht om ze te voorkomen?" Ik legde hem geduldig onze brute aanpak uit om gevangenissen veiliger te maken. Zij waren ook geduldig met mij. Uit die conversaties groeiden wat nieuwe ideeën. We startten wat kleine experimenten op. We leidden onze cipiers op in teams in plaats van ze apart naar een staatsopleiding te sturen. Ze kregen 10 weken opleiding in plaats van 4. Daarna experimenteerden we met een leermeestermodel: we koppelden nieuwe personeelsleden aan een oudgediende. Ze gingen beiden hun werk beter doen. Ten tweede: we voegden verbale de-escalatievaardigheden toe aan de training en maakten ze deel van de training in het gebruik van geweld. Het was het niet-gewelddadig gebruiken van geweld. We pakten het zelfs nog grondiger aan. Ook gevangenen brachten we deze vaardigheden bij. We veranderden van vaardigheden door geweld te verminderen en er niet alleen met geweld op te reageren. Ten derde: toen we uitbreidden, probeerden we een nieuw ontwerp uit. Het belangrijkste en meest controversiële item was, natuurlijk, het toilet. Er waren er geen. Dat kan voor jullie nu een onbelangrijk detail lijken, maar toen was het enorm. Niemand had ooit gehoord van een cel zonder toilet. We vonden het allemaal gevaarlijk en gek. Zelfs cellen met 8 mannen hadden een wc. Dat kleine detail veranderde onze manier van werken. Gevangenen en personeel hadden meer contact en een opener verhouding tot elkaar. Het was makkelijker om een conflict op te sporen en erin tussen te komen voor het escaleerde. De wooneenheid werd properder, rustiger, veiliger en menselijker. Dit was een effectievere manier om de vrede te bewaren dan enige intimidatietechniek tot dan toe. Met elkaar omgaan, verandert je gedrag, zowel voor de cipier als voor de gevangene. We veranderden de omgeving en we veranderden het gedrag. Voor het geval ik deze les niet had geleerd, stelden ze me aan op het hoofdkwartier. Daar waren ze niet zo blij met die aanpassingen. Een systeem veranderen loopt niet van een leien dakje: er is de politiek, wetsvoorstellen en wetten, gerechtshoven en processen, interne politiek. Een systeem veranderen is een traag en moeilijk proces. Vaak brengt het je niet waar je wil. Een gevangenissysteem veranderen is geen klein bier. Wat ik deed, steunde op mijn vorige ervaringen. Ik wist dat meer contact de temperatuur deed dalen. We veranderden de omgeving en het gedrag veranderde. Dat waren geen grote aanpassingen. Kleine aanpassingen creëerden nieuwe mogelijkheden. Vervolgens werd ik aangesteld als hoofd van een kleine gevangenis. Ik werkte toen om mijn diploma te behalen aan het Evergreen State College. Ik kreeg te maken met andere mensen met andere ideeën en andere achtergronden. Een was regenwoudecologe. Ze bekeek mijn kleine gevangenis en zag een laboratorium. We praatten en ontdekten hoe gevangenissen en gevangenen de wetenschap vooruit konden helpen door projecten uit te werken die ze op hun eentje niet konden uitwerken, zoals het herbevolken met bedreigde soorten: kikkers, vlinders, bedreigde prairieplanten. Tegelijkertijd vonden we manieren om ons werk efficiënter te maken door gebruik te maken van zonne-energie, opvangen van regenwater, biologisch tuinieren, recycleren. Dit initiatief leidde tot andere projecten met een grote invloed op het hele systeem, niet alleen ons systeem, maar ook in andere staten. Het waren kleine experimenten, maar met een grote impact op de wetenschap, op de gemeenschap. De manier waarop we over ons werk denken, verandert ons werk. Het project maakte ons werk interessanter en opwindender. Ik was enthousiast, het personeel ook, net als de cipiers en de gevangenen. Ze waren geïnspireerd. Iedereen wilde er deel van uitmaken. Ze droegen iets bij, een verschil, iets dat ze betekenisvol en belangrijk achtten. Maar laat me duidelijk maken wat hier gebeurt. Gevangenen kunnen zich in hoge mate aanpassen. Ze moeten wel. Vaak weten ze meer over het systeem dan de mensen die het runnen. En ze zijn hier om een reden. Ik zie het niet als mijn werk om hen te straffen of te vergeven, maar ik denk dat ze ook in de gevangenis een waardig en betekenisvol leven kunnen leiden. Dat was dus de vraag: konden gevangenen een waardig en betekenisvol leven leiden? Zo ja, welk verschil maakt dat uit? Ik stelde die vraag ook voor gevangenissen met gesloten regime. Daar zitten sommigen van onze meest gewelddadige overtreders. Denk eraan, IMU's zijn er voor bestraffing. Daar kreeg je geen extra's, zoals programmeren. Zo dachten we erover. Maar we begonnen ons te realiseren dat als gevangenen programmeren nodig hadden, het vooral deze waren. Ze hadden intensief programmeren nodig. We veranderden ons denken radicaal en keken uit naar nieuwe mogelijkheden. We ontdekten een nieuw soort stoel. In plaats van een stoel te gebruiken voor bestraffing, zetten we hem in een klas. We wisten natuurlijk dat we moesten blijven controleren, maar nu konden gevangenen veilig, oog in oog omgaan met elkaar en met het personeel. Omdat controleren niet langer het probleem was, kon iedereen focussen op iets anders, zoals leren. Gedrag veranderde. We veranderden ons denken en wat kon, en dat geeft me hoop. Ik kan jullie niet beloven dat dit zal werken. Ik kan jullie wel zeggen dat het nu al werkt. Onze gevangenissen worden veiliger voor zowel personeel als gevangenen, en als onze gevangenissen veilig zijn, kunnen we nuttiger dingen doen dan alleen maar controleren. Recidivisme afbouwen kan dan ons uiteindelijke doel zijn, maar het is niet ons enige doel. Om eerlijk te zijn: misdaad voorkomen vergt een heleboel van heel veel mensen en instellingen. Als alleen op gevangenissen rekenen om misdaad te voorkomen, denk ik dat we er nooit zullen uitkomen. Maar gevangenissen kunnen wat waar we nooit aan gedacht hebben. Gevangenissen kunnen bronnen van innovatie en duurzaamheid zijn, door herpopulatie van bedreigde soorten en milieuherstel. Gevangenen kunnen wetenschappers en imkers worden, zelfs redders met honden. Gevangenissen kunnen zinvol werk en kansen verschaffen, zowel voor het personeel als voor de gevangenen zelf. We kunnen zowel bedwingen en controleren als zorgen voor een humane omgeving. Dat sluit elkaar niet uit. We kunnen geen 10 of 20 jaar wachten om te ontdekken of dit lonend is. Grote systeemverandering is niet onze doelstelling. Onze strategie bestaat uit honderden kleine veranderingen die in dagen of maanden gebeuren, niet in jaren. We hebben meer kleine pilootprojecten nodig, waarin we al doende leren. Pilootprojecten die de mogelijkheden uitbreiden. We moeten betere manieren vinden om de impact op engagement, op interactie, op veilige omgevingen te meten. We hebben meer mogelijkheden nodig om deel te nemen en bij te dragen aan onze gemeenschappen, jullie gemeenschappen. Gevangenissen moeten veilig, ja, veilig zijn. Dat kunnen we. Gevangenissen moeten menswaardige omgevingen zijn, waar mensen kunnen participeren, bijdragen en zinvolle levens leiden. We leren hoe dat kan. Daarom ben ik hoopvol: oude ideeën over gevangenissen kunnen we herdefiniëren. Als we het bedachtzaam en menswaardig doen, worden gevangenissen meer dan de afvalemmer van een falend sociaal beleid. Misschien kunnen we dan ooit onze benaming waardig zijn: een departement van Verbetering. Dankuwel. (Applaus)