29 juni 2016. Mijn beste medeburger, ik schrijf jou vandaag, jij die hebt verloren in deze tijd. Op dit moment in ons gemeenschappelijke leven, in een wereld vol van ontwrichting en wrok en angst, richt ik deze brief eenvoudig tot jou, hoewel we allebei weten dat er velen zoals jij achter deze 'jou' schuilgaan, net zo goed als velen zoals ik achter deze 'ik'. Ik schrijf je, want op dit moment maakt deze schokkende wereld die wij delen me bang. Ik vermoed dat hij jou ook bang maakt. Sommige dingen die we vrezen, zijn, vermoed ik, dezelfde. Maar veel van wat we vrezen, lijkt elkaar te zijn. Jij bent bang van de wereld waar ik in wil leven en ik vrees op mijn beurt jouw visie. Ken je dat gevoel dat je krijgt als je weet dat het gaat stormen, voordat het stormt? Heb je dat gevoel dat nu ook, medeburger? Die malaise en zorgen die sommigen die het kennen, herinnert aan de jaren 30? Misschien wel niet, omdat onze angsten voor elkaar niet synchroon lopen. In deze ronde voel ik dat je angsten voor mij en voor de wereld waarvan ik zeker was dat hij goed was voor ons beiden, zich in de loop van een generatie hebben opgestapeld. Het kostte tijd om jouw angsten de mijne te laten activeren, niet in het minst omdat ik in het begin nooit had gedacht dat ik jou moest vrezen. Ik hoorde je, maar luisterde niet, al die jaren toen je zei dat deze geweldige nieuwe wereld voor jou niet zo geweldig was, voor velen van jullie in heel de geïndustrialiseerde wereld; dat de open, vloeiende wereld waar ik van genoot, van vrij vloeiende mensen en goederen en technologieën, vrij om te gaan waar ze wilden, wereldwijd, voor jou geen emancipatie betekende. Ik liep door jouw steden en was ziende blind. Ik merkte wil dat in Stephenville, Texas, het stadsplein werd gedomineerd door het ene advocatenbureau na de andere, door alle mensen die de gevangenis in en uit gingen. Ik zag de kale winkels in Wagner, South Dakota, en het oudstrijderslokaal, een aanfluiting van de droom van een gemeenschap om het vol te houden. Ik merkte wel, bij Wal-Mart in Lancaster, Pennsylvania, dat veel te veel twintigers en dertigers eruitzagen alsof ze slechts een paar decennia van hun dood verwijderd waren, met een vlekkerige, ontstoken huid, dunnende, vezelige haren, bruine, afgesleten tanden en een verlorenheid in hun ogen. Ik merkte wel dat de jonge mensen die ik tegenkwam in Parijs, in Florence, in Barcelona doelloze diploma's hadden, levend van stages tot ver na de 30, hun levens aan de grond gehouden door een economie die rijkdom creëert -- maar geen banen. Ik las het nieuws wel over delen van Londen die in spookwijken veranderden waar mondiale superrijken hun verdachte geld in lege appartementen belegden en levenslange inwoners van een stad, jonge beginnende koppels, uit hun eigen huis wegjoegen. En ik hoorde dat het weefsel van je leven begon te scheuren. Je was het gewoon om zeker te zijn van werk, en dat kon niet meer. Je was het gewoon om je kinderen te voeden en te garanderen dat ze het in het leven een beetje verder zouden schoppen dan jij en dat kon niet meer. Je was het gewoon om waardigheid te putten uit je werk en nu kon dat niet meer. Het was voor mensen zoals jij de gewoonste zaak om een eigen huis te hebben, en nu niet meer. Ik kan niet zeggen dat ik deze dingen niet wist, maar ik werd afgeleid door het creëren van een toekomst waarin we op Mars konden leven, terwijl jij het zelfs hier op aarde al zo moeilijk had. Ik werd afgeleid door onsterfelijkheid te zoeken, terwijl zo velen van jullie korter begonnen te leven dan jullie ouders. Ik hoorde al deze dingen, maar ik luisterde niet. Ik keek, maar ik zag niet. Ik las, maar begreep het niet. Ik gaf pas aandacht toen jullie begonnen te stemmen en te schreeuwen, en toen jullie stemmen en schreeuwen, de inhoud ervan, mij begon te bedreigen. Ik luisterde pas toen jullie continentale bonden gingen vernielen en voor vulgaire demagogen gingen stemmen. Pas toen kon jullie pijn me iets schelen. Ik weet dat pijn ervaren vaak voorafgaat aan pijn veroorzaken. Ik vraag me nu af of jullie minder geneigd zouden zijn geweest om te kwetsen als ik naast je had gestaan toen je het nauwelijks voelde. Ik vraag mezelf af waarom ik toen niet naast je stond. Eén reden is dat ik in trance werd gebracht door de goeroes van verandering, een aanbidder werd van de religie van het nieuwe omwille van de nieuwigheid zelf en van de mondialisering en de open grenzen en de caleidoscopische diversiteit. Zodra verandering mijn totaliserende geloof werd, kon ik blind zijn. Ik kon de gevolgen van verandering niet zien. Ik kon het belang over het hoofd zien van wortels, tradities, rituelen, stabiliteit -- en verbondenheid. En hoe fundamentalistischer ik werd in mijn aanbidding van verandering en openheid, hoe meer ik jou naar de andere polariteit dreef, van behoudendheid, onwrikbaarheid, van geslotenheid en saamhorigheid. Ik zie nu als nooit tevoren dat het niet hebben van de juiste huid of het juiste geslachtsorgaan niet de enige handicap is. Er is een subtieler, stiller nadeel in het hebben van die bevoorrechte trekken en toch voelen dat de geschiedenis zich van jou verwijdert; dat terwijl het verleden gastvrij was voor mensen zoals jij, de toekomst meer gastvrij voor anderen zal zijn; dat de wereld steeds minder vertrouwd en van dag tot dag minder de jouwe zal zijn. Ik zal nooit zeggen dat de oude privileges niet mogen verdwijnen. Ze kunnen niet snel genoeg verdwijnen. Jij moet leren leven in een nieuwe eeuw waarin er geen bonussen meer zijn voor het louter aanwezig zijn met de juiste huid en de juiste organen. Als en wanneer je woede aanwakkert tot haat, weet dan dat daar geen ruimte voor is in ons gezamenlijke huis. Maar ik moet toegeven, beste medeburger, dat ik de last van het omgaan met het verlies aan status heb onderschat. Ik ben vergeten dat wat sociaal noodzakelijk is op persoonlijk vlak pijn kan doen. Iets dergelijks gebeurde met de economie die jij en ik delen. Net zoals ik de klok niet kan en wil terugdraaien voor gelijkheid en diversiteit, en toch moet begrijpen tot welk gevoel van verlies ze kunnen inspireren, zo weiger ik ook, als ik dat al zou kunnen, de klok terug te draaien van een steeds hechtere, onderling afhankelijke wereld, en van uitvindingen die niet zullen ophouden met te worden uitgevonden. En toch moet ik jouw ervaring van deze dingen begrijpen. Je hebt me al jaren verteld dat jouw ervaring van deze dingen niet zo goed is als mijn theorieën voorspelden. Maar voordat jij een klagende zin kon afmaken over de moeilijkheid van het leven met onregelmatige uren, onzeker loon, verdwijnende kansen, over de pijn van het achterlaten van je kinderen bij de 24-uurs opvang om om 3 uur 's nachts te gaan werken, riposteerde ik -- voordat je je zin kon afmaken -- met mijn dogma, over hoe wat je eigenlijk ervoer flexibiliteit en vrijheid was. Taal is een van de weinige dingen die we echt delen, en soms gebruikte ik deze gezamenlijke erfenis om te verduisteren, af te weren en mezelf te rechtvaardigen; om wat goed was voor mij voor te stellen als iets waar we beiden beter van werden, toen ik termen rondstrooide als 'de deeleconomie' en 'verstoring' en 'global resourcing'. Ik zie nu dat wat ik echt deed, soms, was jouw pijn goedkoop afkopen, ze verfraaien en ze proberen terug aan jou te verkopen als vrijheid. Ik wilde geloven en wilde dat jij zou geloven dat het systeem dat goed was voor mij, dat mijn leven steeds naadlozer maakte, ook het beste systeem voor jou is. Ik deed laatdunkend over jou vanuit de gedachte dat jij tegen jouw economische belangen stemde -- stemde tegen jouw belangen, alsof ik wist wat jouw belangen waren. Dat is gewoon mijn dogmatische 'economisme'-retoriek. Ik heb er een zwak voor mensen hun economische belangen te behandelen als hun enige belang, en voor het negeren van dingen als saamhorigheid en trots en het verlangen om een signaal te geven aan hen die je negeren. Daar staan we dan, op een eng maar niet onverklaarbaar moment van demagogie, breuk, vreemdelingenhaat, wrok en angst. En ik maak me zorgen voor ons beiden als we doorgaan op deze weg, ik niet luisterend, jij je ongehoord voelend, jij naar mij schreeuwend om te luisteren. Ik maak me zorgen wanneer ieder van ons wordt verleid door visioenen van een toekomst waar er geen plaats is voor de ander. Als dit zo doorgaat, als dit blijft doorgaan, kan er bloed vloeien. Er zijn al hints van dit bloed in de kranten elke dag. Er kunnen razzia's, raids, deportaties, kampen, afscheidingen komen. En nee, ik denk niet dat ik overdrijf. Er kan zelfs sprake zijn van oorlog op plaatsen waar ze er zeker van waren dat ze ervan af waren. Er is altijd de hoop op verlossing. Maar het zal geen goedkope, simpele verlossing zijn op basis van 'we zitten toch allemaal in hetzelfde schuitje.' Hier is meer voor nodig. We zullen moeten realiseren dat we er allebei zelf voor gekozen hebben om hier te zijn. We creëren onze 'anderen'. Als ouders, als buren, als burgers, brengen we door elkaar te zien, en soms door elkaar te negeren, elkaar tot bestaan. Je werd niet wraakzuchtig geboren. Ik heb een rol in welke eventuele dorst voor wraak je nu voelt, en die dorst verleidt me nu om steeds meer ingewikkelde ontsnappingen uit ons gemeenschappelijke leven te zoeken, van de scholen en buurten en luchthavens en pretparken die we gewoon waren samen te delen. Wij worden niet geconfronteerd met een probleem van grote, onpersoonlijke krachten. Wij worden geconfronteerd met een probleem van jouw en mijn relaties. We kozen manieren om met elkaar om te gaan die ons tot hier brachten. We kunnen voor omgangsvormen kiezen die ons hier uit krijgen. Maar er zijn dingen die we misschien los moeten laten, medeburger, te beginnen met onze eigen gekoesterde versies van de werkelijkheid. Stel je voor dat je afscheid neemt van je fantasieën van een samenleving gezuiverd van deze of gene mensen. Stel je voor dat ik mijn gewoonte los zou laten om de wereld achter jouw rug te willen redden, van het beslissen over de toekomst van jouw werk, jouw voedsel, jouw scholen, op plaatsen waar jij niet voorbij de beveiliging mocht. We kunnen dit alleen doen als we eerst accepteren dat we elkaar hebben verwaarloosd. Als er hoop op te roepen is op dit onheilspellende uur, is het deze. We hebben te lang onze verschillende schitterende dromen nagejaagd ten koste van aandacht voor de fundamentele droom van elkaar, de droom van voor elkaar zorgen, van het vrijmaken van elkaars wonderen, van samen geschiedenis schrijven. We zouden kunnen durven ons te wijden aan de droom van elkaar, als dat wat belangrijker is dan elk klatergoud. Laat ons durven. Hoogachtend, een medeburger. (Applaus)