Het object is niet noodzakelijk het meest
interessante onderdeel van kunst.
Het gaat over wat het object met mij doet
wanneer ik ernaar kijk of me ermee engageer.
Je wordt op een of andere manier uitgedaagd
om een onderhandelende rol op te nemen,
omdat je je afvraagt:
'Wat zie ik hier eigenlijk?'
En je gaat je dan wellicht ook afvragen
wat dat 'zien' eigenlijk betekent
en waarom je de dingen ziet zoals je ze ziet.
In plaats van het object te onderzoeken,
onderzoek je jezelf.
Dat is een van de fantastische dingen
die kunst kan doen.
Kunst creëert een kans om
aan zelfevaluatie te doen.
Toen ik naar Berlijn kwam in de vroege jaren '90,
was de kunstwereld nog steeds vrij klein.
Het was goedkoop en gemakkelijk
om een studio en vrienden te vinden.
Dat zorgde ervoor dat ik
artistiek heel actief was.
Ik was zo onder de indruk
van de kunstenaars hier,
maar ik besefte dat ik even eerlijk moest
zijn met mezelf als zij waren met zichzelf.
Daarom besliste ik om te werken met
de tools die ik had en wat ik kende.
Ik groeide op in Denemarken en spendeerde
veel tijd in IJsland, vanwaar mijn ouders zijn.
De meeste tijd spendeerde
ik op het platteland.
Ik klom, maakte kleine dammen
in de rivieren enzovoort.
Het gaat niet over ik die opgroeide
in een bepaalde situatie.
Het gaat over jezelf
en wat jij ervan kan maken.
Dat is waarom ik werk met ephemera,
met water, met temperatuur,
enzovoort.
Het ging niet echt over het romantiseren
van natuur versus cultuur.
Het was gewoon dat dit de thema's
waren die ik kende.
Ik dacht dat een waterval een dimensie
kon toevoegen aan deze enorme ruimtes,
wat ons zou toelaten om ons te verhouden
tot een stad op een meer menselijke schaal.
Het ging over het creëren van
een gevoel van aanwezigheid,
waarin je welkom bent;
en dat je kon delen met iemand anders.