Er is op het moment
veel gaande wat de maan betreft.
China heeft plannen bekendgemaakt
voor een bewoond station op de zuidpool
tegen de jaren 30 van deze eeuw.
De Verenigde Staten
heeft een officieel draaiboek
met een groeiend aantal mensen
dat woont en werkt in de ruimte als doel.
Dit zal beginnen met
het Artemis programma van NASA,
een internationaal programma
om de eerste vrouw en de volgende man
dit decennium nog naar de maan te sturen.
Biljonaires en de privé-sector
spelen op ongekende manieren mee.
Wereldwijd zijn er
meer dan 100 lanceringsbedrijven
en pakweg een dozijn
particuliere ruimtevervoersbedrijven
die zich voorbereiden
op robotmissies naar de maan.
Voor het eerst in de geschiedenis
hebben we herbruikbare raketten.
Dit zal het mogelijk maken
om een infrastructuur te ontwikkelen
en grondstoffen te gebruiken.
De schattingen variëren,
maar wetenschappers denken
dat er tot wel een biljoen ton
aan waterijs op de maan aanwezig is.
Dat is meer dan het water
in het Eriemeer
en genoeg om misschien wel
honderdduizenden mensen te onderhouden
tijdens hun leven en werk op de maan.
Hoewel officiële plannen
in constante ontwikkeling zijn,
hebben we reden om te geloven dat er
mensen zullen wonen en werken op de maan
binnen de komende 10 jaar.
De maan is echter ongeveer
zo groot als het Afrikaanse continent
en het begint duidelijk te worden
dat de belangrijkste grondstoffen
zich mogelijk in kleine gebieden
bij de polen bevinden.
Dit roept vragen op over hoe we de toegang
tot schaarse bronnen moeten coördineren.
Er zijn ook terechte vragen
over reizen naar de maan:
kolonialisme, cultureel erfgoed
en het kopiëren van de systematische
ongelijkheden van het huidige kapitalisme.
En bovendien:
hebben we niet al genoeg
grote uitdagingen hier op aarde?
Internetbeheer, pandemiën, terrorisme
en misschien wel het belangrijkste:
de klimaatcrisis
en het verlies van biodiversiteit.
In zekere zin staat het idee
van de maan als slechts een bestemming
symbool voor die probleemstukken.
Het lijkt op een wedloop naar verovering,
met grote raketten en dure projecten,
competitie en overwinning.
Maar het meeste interessante aan de maan
zijn niet de biljonaires met hun raketten
of de oude bekende
machtsstrijd tussen staten.
Het gaat helemaal niet om de hardware.
Het gaat om de software.
De normen, gebruiken en wetten.
Onze sociale technologiën.
Het gaat om de kans om onze
democratische instituten te vernieuwen
en zo ook onze wetgeving,
in reactie op een nieuw tijdperk
van uitdagingen op planetaire schaal.
Ik zal jullie vertellen
hoe de maan een voorbeeld kan zijn
voor hoe we sommige van de grootste
uitdagingen hier op aarde kunnen oplossen.
Ik ben wat geobsedeerd
door dit onderwerp sinds mijn tienerjaren.
De afgelopen 20 jaar heb ik
aan internationaal ruimtebeleid gewerkt,
maar ook aan kleine lokale projecten
met een bottom-up beleidsontwerp.
Toen ik 17 was,
ging ik naar een VN congres in Wenen
over vreedzaam gebruik van de ruimte.
Gedurende twee weken zaten
160 jonge mensen uit meer dan 60 landen
op elkaar gepropt in een groot hotel
naast het VN gebouw.
We waren uitgenodigd
om advies te geven aan lidstaten
over de rol van de ruimte
in de toekomst van de mensheid.
Na het congres
waren sommigen van ons zo geïnspireerd
dat we besloten om samen te blijven wonen.
Samenwonen met 20 mensen
klinkt misschien wat gek,
maar door de jaren heen
konden we een vertrouwensgroep opzetten
die het mogelijk maakte
om die sociale technologiën te testen.
We ontwierpen diverse beleidssystemen,
van het benoemen van een CEO
tot het gebruiken van een juryprocedure.
Terwijl we doorgroeiden in onze carrières
en we van denktanks in Washington DC
overgingen op werken voor NASA
of onze eigen bedrijven oprichtten,
lieten die experimenten ons zien
dat zelfs kleine groepen
een testschaaltje konden zijn
voor belangrijke maatschappelijke vragen
zoals representatie,
duurzaamheid en kansen.
Men spreekt vaak over de maan
als een testschaaltje,
of zelfs een schone lei.
Maar dankzij de wettelijke overeenkomsten
waarmee de maan beheerd wordt,
komt het op een belangrijk punt overeen
met de wereldwijde uitdagingen op aarde.
Beide omvatten vraagstukken
die eisen dat we verder kijken
dan gebieden en grenzen.
Dit betekent dat de maan
eigenlijk eerder een model is
dan een schone lei.
Het Ruimteverdrag, getekend in 1967,
is het bepalende verdrag
dat de activiteiten in de ruimte beheert,
waaronder die op de maan.
Het heeft twee hoofdpunten
die de basis waarop wetten
opgezet worden radicaal veranderen.
Het eerste punt is de voorwaarde
dat hemellichamen
volledig toegankelijk zijn.
Het tweede is dat de maan
en andere hemellichamen
niet onderworpen zijn
aan nationale toe-eigening.
Dit is waanzinnig
want het gehele aardse,
internationale systeem --
de Verenigde Naties,
het systeem van verdragen
en internationale overeenkomsten --
gaat uit van het idee
van staatssoevereiniteit,
van de toe-eigening van grond
en grondstoffen binnen grenzen
en het zelfstandig beheren
van de toegang binnen die grenzen.
Door deze beide weg te laten,
ontwikkelen we omstandigheden
voor wat we "gemeengoed" noemen.
Gebaseerd op het werk
van Nobelprijs-winnaar
en econome Elinor Ostrom,
verwijst wereldwijd gemeengoed naar
de grondstoffen die we allemaal delen.
Deze vereisen dat we samenwerken
om belangrijke aspecten
inzake ons welzijn en voortbestaan
te beheren en beschermen.
Bijvoorbeeld het klimaat en de oceanen.
Toepassingen gebaseerd op gemeengoed
bieden nieuwe institutionele ontwerpen,
die we nu pas voor het eerst verkennen
op wereldwijde en interplanetaire schaal.
Hoe zien eigendomsrechten eruit?
Hoe beheren we grondstoffen
als de traditionele instrumenten zoals
externe autoriteiten of privé-eigendom
niet van toepassing zijn?
Ook al hebben we niet alle antwoorden,
het klimaat, internetbestuur
en autoritarisme --
dat zijn stuk voor stuk
zware existentiële dreigingen
die we met ons huidige denkwijzes
niet het hoofd kunnen bieden.
We moeten nieuwe middelen ontwikkelen
om succesvolle vooruitgang te boeken.
Hoe verwerken we
op gemeengoed gebaseerde logica
in onze mondiale en ruimte-instituten?
Er is een poging gedaan
door een onverwachte speler.
Als jonge activist tijdens
de Tweede Wereldoorlog
werd Arvid Pardo gearresteerd
wegens anti-fascistische activiteiten
en hij werd in afwachting op de doodstraf
vastgehouden door de Gestapo.
Na de oorlog
werkte hij zichzelf een weg
naar de diplomatieke dienst
en werd uiteindelijk de eerste
permanente vertegenwoordiger van Malta
in de Verenige Naties.
Pardo zag dat het internationale recht
niet de middelen had
om het beheer van wereldwijde
gedeelde grondstoffen aan te pakken,
zoals de open oceanen.
Hij zag teven de kans om te pleiten
voor eerlijke deling tussen naties.
In 1967 hield Pardo een beroemde toespraak
voor de Verenigde Naties
waarin hij het idee introduceerde
dat de oceanen en hun grondstoffen
"gedeeld erfgoed van de mensheid" waren.
Deze uitdrukking werd uiteindelijk
onderdeel van het Zeerechtverdrag,
het meest geavanceerde stelsel
voor gemeengoedbeheer op onze planeet.
Het werd gezien als een keerpunt,
een grondwet voor de zeeën.
Maar het taalgebruik bleek
zo controversieel te zijn
dat het meer dan 12 jaar duurde
om genoeg handtekeningen te verzamelen
en het verdrag aan te nemen.
Sommige staten weigeren
nog steeds om te tekenen.
Er was niet zo zeer
bezwaar tegen delen op zich,
maar tegen de verplichting om te delen.
Staten zagen het principe
van gelijkheid als een dreiging
voor hun onafhankelijkheid
en staatssoevereiniteit,
dezelfde onafhankelijkheid die de basis
vormt van het internationaal recht.
Op vele manieren is het principe
van gemeenschappelijk erfgoed
een tragisch verhaal.
Maar het heeft kracht,
omdat het duidelijk maakt
hoe de huidige wereldorde
tegen zal stribbelen
en zich zal verzetten
tegen pogingen tot structurele hervorming.
Maar het punt is:
het Ruimteverdag heeft deze
structurele hervormingen al gemaakt.
Op het hoogtepunt van de Koude Oorlog,
doodsbang dat de ander de maan
als eerste zou bereiken,
sloten de Verenigde Staten en de USSR
een Westfaals pact met de duivel.
Door volledige toegankelijkheid te eisen
en nationale toe-eigening te voorkomen,
moeten we onze fundamentele
instituten opnieuw opstellen,
waarbij we misschien wel iets nieuws leren
dat we hier op aarde toe kunnen passen.
Ook al lijkt de maan soms best ver weg,
hoe we deze fundamentele vragen
nu beantwoorden
zal bepalen wie later
iets in te brengen heeft
en hoe instemming eruit zal zien.
Dit zijn vraagstukken
over sociale technologie,
niet over raketten en hardware.
Sterker nog, deze discussies
gaan op dit moment van start.
De ruimtegemeenschap praat
over gedeelde basisovereenkomsten,
zoals hoe we maangebieden
aan kunnen wijzen als erfgoedgebied
en hoe we toestemming
kunnen krijgen om ergens te landen
als de traditionele externe autoriteiten
niet van toepassing zijn.
Hoe leggen we de voorwaarden
voor coördinatie op
als het niet is toegestaan
om mensen te zeggen waar ze heen moeten?
Hoe beheren we de toegang
tot schaarse grondstoffen
zoals water, mineralen
of zelfs de hoogtepunten
van oneindig licht --
kraters die op precies
de juiste breedtegraad liggen
en zo vrijwel altijd
blootgesteld zijn aan zonlicht --
met andere woorden, macht?
Sommige mensen denken
dat het gebrek aan regels op de maan
angstaanjagend is.
Het heeft ook daadwerkelijk
beangstigende aspecten.
Als er geen regels op de maan zijn,
wordt het dan niet gewoon
'wie het eerst komt, het eerst maalt'?
Dat zou kunnen,
als we dit moment niet serieus nemen.
Tenzij we bereid zijn om onverschrokken
deze uitdaging aan te gaan.
Zoals wij geleerd hebben
in onze zelfbesturende gemeenschappen:
het is makkelijker om iets nieuws te maken
dan om te proberen het oude af te breken.
Waar anders dan op de maan
kunnen we nieuwe instituten
op wereldwijde schaal uitproberen,
in een autonome omgeving
met precies de juiste restricties
die nodig zijn voor de grootste
uitdagingen hier op aarde?
In 1999 leerde de Verenigde Naties
een groep jonge ruimte-fanaten
dat we ruimer konden denken,
dat we naties konden beïnvloeden
als we daarvoor kozen.
De weg is vrijgemaakt
voor de volgende stap:
nadenken over wat er komt
na grondgebieden en grenzen.
Dankjewel.