Toen ik acht jaar oud was,
kwam er een nieuw meisje in de klas.
Ze was zo indrukwekkend --
typisch voor het nieuwe meisje in de klas.
Ze had een grote bos glanzend haar
en een schattig pennenzakje.
Ze was ontzettend goed
in provinciehoofdsteden.
Ze kon goed spellen.
Ik werd dat jaar gestremd door jaloezie,
totdat ik mijn snode plan bedacht.
Op een dag bleef ik
wat langer op school,
iets te lang, en ik hing rond
in het meisjestoilet.
Toen de kust veilig was, verscheen ik,
sloop ik het klaslokaal binnen,
en pakte ik van het bureau
het cijferboekje.
Toen deed ik het.
Ik rommelde met de cijfers van mijn rivale,
een klein beetje maar,
ik verlaagde wat hoge cijfers.
Alle hoge cijfers. (Gelach)
Ik ging net het boekje
terugleggen in de la,
maar wacht, sommige andere klasgenoten
hadden ook belachelijk goede cijfers.
In razernij
corrigeerde ik alle cijfers.
Niet denkbeeldig.
Ik gaf iedereen een onvoldoende,
en ik gaf mezelf alleen maar hoge cijfers.
Ik was er nu toch,
dus waarom niet?
Ik sta nog steeds
versteld van m'n gedrag.
Ik snap niet hoe dat idee
in me opkwam.
Ik snap niet waarom
het zo goed voelde.
Het voelde geweldig.
Ik snap niet
waarom ik nooit gepakt ben.
Het was zo overduidelijk.
Ik ben nooit gepakt.
Maar ik snap vooral niet
waarom het me zo stoorde
dat dit kleine meisje
zo goed was in spelling.
Jaloezie verbijstert me.
Het is zo mysterieus
en zo wijdverspreid.
We weten dat baby's
jaloezie kennen.
Primaten ook.
Blauwe vinken zijn er heel gevoelig voor.
We weten dat jaloezie
de belangrijkste oorzaak is
van echtelijke moorden
in de Verenigde Staten.
Toch heb ik nooit
een onderzoek gelezen
dat een verklaring geeft
voor haar eenzaamheid,
haar langdurigheid
of haar grimmige pretjes.
Daarvoor moeten we kijken naar fictie,
want de roman is het lab
dat jaloezie bestudeerd heeft
in elke mogelijke configuratie.
Ik overdrijf misschien
niet eens als ik zeg
dat we zonder jaloezie
geen literatuur hadden gehad.
Geen trouweloze Helena,
geen Odyssee.
Geen jaloerse koningen,
geen Arabische nachten.
Geen Shakespeare.
Daar gaan onze literatuurlijsten,
want we verliezen 'Het geluid en de drift',
we verliezen 'Gatsby', 'En de zon gaat op',
we verliezen 'Madame Bovary', 'Anna Karenina'.
Geen jaloezie,
geen Proust.
Ik weet dat het hip is om te zeggen dat
Proust overal een antwoord op heeft,
ik weet dat het hip is om te zeggen dat
Proust overal een antwoord op heeft,
maar in het geval van jaloezie,
heeft hij die wel een beetje.
Het is het honderdjarig bestaan van zijn meesterwerk,
'Op zoek naar de verloren tijd',
het grondigste onderzoek
naar seksuele jaloezie,
en normale concurrentie, mijn straatje,
dat we ons kunnen wensen. (Gelach)
Als we denken aan Proust, denken we
aan het sentimentele.
We denken aan een jongetje
dat probeert te slapen,
We denken aan een madeleine
gedoopt in lavendelthee.
We vergeten hoe hard zijn visie was.
We vergeten hoe genadeloos hij is.
Deze boeken vond Virginia Woolf
taai als kattendarmen.
Ik weet niet wat kattendarmen zijn,
maar laten we aannemen
dat het intimiderend is.
Eens zien waarom ze zo goed samengaan,
de roman en jaloezie,
jaloezie en Proust.
Is eenvoudigweg dat jaloezie,
wat neerkomt op de persoon,
verlangen, beletsel,
een sterke grondslag is voor verhalen?
Ik weet het niet. Ik denk
dat het erg confronterend is.
Bedenk maar eens wat er gebeurt
als we ons jaloers voelen.
Als we ons jaloers voelen,
praten we onszelf een verhaal aan.
We praten onszelf een verhaal aan
over andermans leven.
Door deze verhalen
voelen we ons vreselijk,
want zo zijn ze ook bedacht.
Als vertellers van het verhaal
weten we precies
welke details nodig zijn
om nog wat zout in de wonde te strooien.
Jaloezie maakt ons allen
tot amateur-schrijvers.
Proust begreep dat goed.
In het eerste deel, 'De kant van Swann',
de boekenserie,
is Swann, een van de hoofdpersonen,
vol lof over zijn maîtresse,
en hoe goed ze is in bed.
Plotseling, in slechts een paar zinnen,
en dit zijn proustiaanse zinnen,
zo lang als rivieren dus,
maar in slechts een paar zinnen
deinst hij opeens terug en beseft hij:
"Wacht eens, alles wat ik
leuk vind aan deze vrouw,
zou iemand anders
ook leuk vinden aan deze vrouw.
Alles wat mij plezier geeft,
kan een ander ook plezier geven,
misschien wel nu."
Dit verhaal praat hij zichzelf aan,
en vanaf dat moment schrijft Proust dat
Swann elke nieuwe charme die hij
opmerkt in zijn maîtresse
toevoegt aan zijn 'collectie van instrumenten
in zijn persoonlijke martelkamer'.
We moeten toegeven
dat Swann en Proust
berucht waren voor hun jaloezie.
Prousts vriendjes
moesten haast het land verlaten
als ze het wilden uitmaken.
Maar je hoeft niet zo jaloers te zijn
om toe te geven dat het zwaar is.
Jaloezie is slopend.
Het is een hongerige emotie.
Ze moet gevoed worden.
Waar houdt jaloezie van?
Jaloezie houdt van informatie.
Jaloezie houdt van details.
Jaloezie houdt van
een grote bos glanzend haar,
het schattige pennenzakje.
Jaloezie houdt van foto's.
Daarom is Instagram zo'n hit. (Gelach)
Proust verbindt de taal
van studie en jaloezie.
Wanneer Swann jaloers is,
staat te luistervinken bij deuropeningen,
en de dienaren van zijn maîtresse omkoopt,
verdedigt hij dit gedrag.
Hij zegt: "Ik weet dat je dit
weerzinwekkend vindt,
maar het is niet anders dan
een oude tekst interpreteren
of naar een monument kijken."
Hij zegt: "Het is wetenschappelijk onderzoek
met intellectuele waarde."
Proust probeert aan te tonen dat jaloezie
ondraaglijk voelt en ons te kijk zet,
maar het is, in de kern,
een zoektocht naar kennis,
een zoektocht naar waarheid,
pijnlijke waarheid.
En wat Proust betreft,
hoe pijnlijker de waarheid, hoe beter.
Verdriet, vernedering, verlies,
dat waren de wegen naar wijsheid voor Proust.
Hij zegt: "Een vrouw die we nodig hebben,
die ons doet lijden, ontlokt bij ons
een scala aan gevoelens die dieper gaan
dan een genie die ons interesseert."
Moeten we maar wrede vrouwen zoeken?
Nee, ik denk dat hij zegt
dat jaloezie ons een spiegel voorhoudt.
Is er een andere emotie die ons opensplijt
op deze manier?
Is er een andere emotie die blijk geeft van
onze agressie, onze afzichtelijke ambitie,
en onze rechten?
Is er een andere emotie
die ons leert te kijken
met zo'n bijzondere intensiteit?
Freud zou hier later over schrijven.
Op een dag werd Freud bezocht
door een angstige jongeman die in de ban was
van de gedachte dat zijn vrouw vreemdging.
Freud zei dat er iets vreemd was aan deze man,
want hij keek niet naar wat z'n vrouw deed.
Ze was onschuldig.
Iedereen wist het.
Het arme kind wordt gewoon
zonder reden verdacht.
Hij zoekt naar dingen die zijn vrouw doet,
zonder het door te hebben.
Onbewust gedrag.
Lacht ze hier te overdreven?
Botste ze daar per ongeluk
tegen een man op?
Freud zegt dat de man verandert in
de bewaker van het
onderbewuste van zijn vrouw.
De roman is heel goed op dit punt.
De roman beschrijft heel goed hoe jaloezie
ons leert te kijken met intensiteit,
maar niet met nauwkeurigheid.
Hoe intenser onze jaloezie is,
hoe meer we in fantasie gaan wonen.
Dit is waarom jaloezie ons niet alleen
aanspoort tot gewelddadige dingen,
of illegale dingen.
Jaloezie prikkelt ons tot gedrag
dat razend inventief is.
Nu denk ik aan m'n 8-jarige ik,
dat geef ik toe,
maar ik denk ook
aan een bepaald nieuwsbericht.
Een 52-jarige vrouw uit Michigan
werd betrapt
op het creëren van een nep Facebook-account,
waarmee ze afschuwelijke berichten verstuurde
naar haarzelf, voor een jaar.
Voor een heel jaar.
Ze probeerde de nieuwe vriendin
van haar ex erin te luizen.
Ik moet toegeven:
toen ik dit hoorde,
reageerde ik vol bewondering.
(Gelach)
Laten we eerlijk zijn.
Wat een enorme,
weliswaar misplaatste, creativiteit.
Dit komt uit een roman.
Dit komt uit een roman
van Patricia Highsmith.
Highsmith is een van m'n favorieten.
Ze is een briljante en bizarre
Amerikaanse literaire dame.
Ze is de auteur van 'Vreemden op de trein'
en 'The Talented Mr. Ripley',
boeken die gaan over hoe jaloezie
rommelt met onze gedachten.
Zodra we in dat rijk van jaloezie zitten,
kan het vlies tussen
werkelijkheid en mogelijkheid
zo doorboord worden.
Neem Tom Ripley,
haar beroemdste personage.
Tom Ripley gaat van
jou willen,
of willen wat je hebt, naar
jou zijn
en hebben wat je ooit had.
Jij ligt onder de zoden.
Hij neemt je naam over,
hij draagt je ringen,
hij leegt je bankrekening.
Dat is één manier.
Wat moeten we doen?
We kunnen niet Tom Ripley achterna gaan.
Ik kan de wereld geen onvoldoendes geven,
hoe graag ik dat ook zou willen.
Dat is jammer, want
we leven in afgunstige tijden.
We leven in jaloerse tijden.
We gebruiken toch allemaal sociale media,
waarin alles om jaloezie draait?
Biedt de roman een uitweg?
Ik weet het niet zeker.
Laten we doen wat personages
dan altijd doen,
als ze op de hoogte zijn van een mysterie.
Laten we naar 221B Baker Street gaan
en vragen om Sherlock Holmes.
Als mensen denken aan Holmes,
dan denken ze dat
Professor Moriarty zijn aartsvijand is,
een crimineel meesterbrein.
Ik gaf altijd de voorkeur aan Inspector Lestrade,
het miezerige hoofd van Scotland Yard,
de man die Holmes dringend nodig heeft,
zijn talent nodig heeft,
maar hem verafschuwt.
Het komt me zo bekend voor.
Lestrade heeft z'n hulp nodig,
verafschuwt hem,
en straalt verbitterdheid uit
gedurende de mysteries.
Maar tijdens de samenwerking
verandert er iets.
Later, in 'The Adventure of the Six Napoleons',
komt Holmes binnen en verbluft hij iedereen
met z'n oplossing.
Lestrade richt zit tot Holmes en zegt:
"We zijn niet jaloers op je, Mr. Holmes.
We zijn trots op je."
Hij zegt dat er geen man is
in Scotland Yard
die niet Sherlock Holmes'
hand zou willen schudden.
Het is een van de weinige keren
dat Holmes ontroerd is
in de mysteries,
en ik vind het heel ontroerend,
deze scène, maar het is ook mysterieus.
Het doet jaloezie af
als een geometrisch vraagstuk,
niet als een emotie.
Het ene moment
staan ze tegenover elkaar,
het volgende moment
horen ze bij elkaar.
Plotseling kan Lestrade
bewondering opbrengen
voor het talent dat hij verafschuwde.
Kan het echt zo simpel zijn?
Wat als jaloezie echt
een kwestie van geometrie is,
gewoon een kwestie van
waar we onszelf plaatsen
in verhouding tot anderen?
Misschien hoeven we iemand zijn uitmuntendheid
dan niet kwalijk te nemen.
We kunnen onszelf erop afstemmen.
Maar ik hou van rampenplannen.
Terwijl we daarop wachten,
kan fictie een troost zijn.
Fictie kan jaloezie demystificeren.
Fictie kan ze temmen,
en uitnodigen.
En kijk eens wie ze samenbrengt:
lieve Lestrade, angstaanjagende Tom Ripley,
gekke Swann, Marcel Proust zelf.
We zijn in goed gezelschap.
Hartelijk bedankt.
(Applaus)