Return to Video

Instap-, uitstap- en aanbodcurven: Stijgende kosten

  • 0:01 - 0:02
    ♪ [muziek] ♪
  • 0:06 - 0:07
    Beginselen van de economie
  • 0:10 - 0:14
    Nu we de kostencurves van een bedrijf
    en de in- en uitstapbeslissingen begrijpen,
  • 0:14 - 0:18
    kunnen we aantonen hoe de aanbodcurves
    daadwerkelijk worden afgeleid
  • 0:18 - 0:21
    uit deze meer fundamentele overwegingen.
  • 0:21 - 0:23
    Laten we een kijkje nemen.
  • 0:23 - 0:26
    Instap-, uitstap- en aanbodcurven:
    Stijgende kosten
  • 0:28 - 0:32
    De aanbodcurve berust op de in- en
    uitstapbeslissingen van een onderneming
  • 0:32 - 0:35
    en het effect van deze beslissingen
    op de kosten van de sector.
  • 0:36 - 0:37
    En de hamvraag is: --
  • 0:37 - 0:42
    wat gebeurt er met de kosten als
    de output van de industrie toeneemt?
  • 0:42 - 0:43
    Er zijn drie mogelijkheden.
  • 0:44 - 0:46
    Ten eerste, een stijgende kostenindustrie.
  • 0:46 - 0:49
    Dat wil zeggen, de industriekosten stijgen
    naarmate de output stijgt.
  • 0:50 - 0:52
    Ten tweede, constante kostenindustrie.
  • 0:52 - 0:53
    De industriekosten zijn vast,
  • 0:53 - 0:56
    ze veranderen niet bij
    een grotere of kleinere output.
  • 0:57 - 0:59
    En ten slotte een dalende kostenindustrie.
  • 0:59 - 1:02
    De industriekosten dalen
    naarmate de output stijgt.
  • 1:02 - 1:04
    Zoals we zullen zien,
    zijn de eerste twee vrij frequent.
  • 1:04 - 1:06
    De derde is vrij ongewoon, ...
  • 1:07 - 1:09
    maar toch belangrijk en interessant ...
  • 1:09 - 1:13
    om de economische geografie te begrijpen.
    We zullen hierop nog terugkomen.
  • 1:14 - 1:17
    Laten we laten zien hoe de aanbodcurve
    van de industrie is afgeleid
  • 1:17 - 1:20
    van de instap- en uitstap- en
    kostencurves van individuele bedrijven.
  • 1:21 - 1:23
    We kunnen dit doen voor
    een stijging van de kostenindustrie
  • 1:23 - 1:25
    met slechts twee voorbeelden.
  • 1:25 - 1:28
    Stel dat Firma 1 een olieproducent is,
  • 1:28 - 1:31
    waar de olie zeer dicht bij
    het oppervlak ligt,
  • 1:31 - 1:33
    en dus een vrij lage
    gemiddelde kostencurve heeft.
  • 1:33 - 1:36
    Het kost deze firma weinig
    geld om olie te winnen.
  • 1:36 - 1:40
    Aan de andere kant heeft Firma 2
    een veel hogere gemiddelde kostencurve
  • 1:40 - 1:44
    omdat Firma 2 zich in
    een deel van de wereld bevindt
  • 1:44 - 1:47
    waar het veel dieper moet
    boren om de olie te verkrijgen.
  • 1:48 - 1:50
    Gezien deze cijfers,
  • 1:50 - 1:53
    wat is de aanbodcurve
    van de industrie voor olie
  • 1:53 - 1:57
    als de prijs van de olie
    onder 17 dollar ligt?
  • 1:59 - 2:02
    Als de olieprijs onder 17 dollar ligt,
  • 2:02 - 2:05
    kan geen van beide bedrijven winst maken.
  • 2:05 - 2:08
    Dat is onder het minimum punt
    van de gemiddelde kostencurve
  • 2:08 - 2:09
    voor beide bedrijven.
  • 2:09 - 2:12
    Dus geen van deze bedrijven
    zal in de industrie willen zijn.
  • 2:12 - 2:15
    Dus als de olieprijs
    onder de 17 dollar ligt,
  • 2:15 - 2:19
    zal het aanbod van de industrie
    gewoon nul zijn, hier.
  • 2:21 - 2:23
    Wat gebeurt er nu bij 17 dollar?
  • 2:24 - 2:28
    Bij 17 dollar, komt Firma 1
    net uit de kosten.
  • 2:28 - 2:31
    Dus zeggen we dat Firma 1
    gewoon de industrie betreedt.
  • 2:31 - 2:32
    Dus bij 17 dollar, ...
  • 2:33 - 2:36
    is de industrieoutput hetzelfde
    als de output van Firma 1, ...
  • 2:37 - 2:39
    namelijk vier eenheden.
  • 2:39 - 2:43
    Merk op dat Firma 2 bij 17 dollar
    de industrie niet betreedt
  • 2:43 - 2:46
    omdat de prijs nog steeds te laag is.
  • 2:47 - 2:51
    Firma 2 gaat geen winst maken
    maar zal tegen die prijs verlies lijden.
  • 2:51 - 2:55
    Naarmate de olieprijs stijgt,
  • 2:55 - 2:59
    zal de productie van Firma 2
    inderdaad toenemen
  • 2:59 - 3:01
    naarmate ze zich langs de marginale
    kostencurve beweegt.
  • 3:02 - 3:03
    Dat zal blijven gebeuren,
  • 3:03 - 3:05
    dus de output van
    de industrie zal toenemen
  • 3:05 - 3:11
    samen met die van Firma 1 totdat
    we een prijs van 29 dollar bereiken.
  • 3:11 - 3:13
    Aan de prijs van 29 dollar,
  • 3:13 - 3:17
    komt Firma 2 net uit de kosten
    en betreedt het de industrie.
  • 3:17 - 3:22
    Dus voor 29 dollar bedraagt de totale
    industrieoutput 6 eenheden van Firma 1
  • 3:22 - 3:25
    en 5 eenheden van Firma 2
  • 3:25 - 3:29
    voor een totaal van
    11 eenheden van de industrie.
  • 3:30 - 3:33
    Naarmate de prijs boven de 29 dollar gaat,
  • 3:33 - 3:38
    breiden zowel Firma 1 en 2 zich uit
    langs hun marginale kostencurves.
  • 3:38 - 3:44
    De industrieproductie vormt dan
    de som van de output van beide firma's
  • 3:44 - 3:46
    Dus wat we hier zien is dat ...
  • 3:47 - 3:52
    de aanbodcurve van
    de industrie omhoog gaat ...
  • 3:52 - 3:57
    omdat de kostencurves van
    deze bedrijven verschillend zijn.
  • 3:57 - 4:01
    Want als we meer bedrijven
    willen aantrekken in deze industrie,
  • 4:01 - 4:06
    kunnen we dat alleen doen door bedrijven
    met hogere kosten aan te trekken.
  • 4:06 - 4:10
    De aanbodcurve van de industrie
    is dus opwaarts gericht.
  • 4:12 - 4:17
    Elke industrie waar het moeilijk is om
    de productie-input precies te dupliceren,
  • 4:17 - 4:19
    zal een toenemende kostenindustrie zijn.
  • 4:19 - 4:23
    Ik heb het al over olie gehad,
    maar koper, goud, zilver,
  • 4:23 - 4:25
    alle mijnindustrieën lijken erg op elkaar.
  • 4:25 - 4:28
    We kunnen niet zomaar
    een andere goudmijn dupliceren.
  • 4:28 - 4:30
    Voor een nieuwe goudmijn
    zullen we dieper moeten graven,
  • 4:30 - 4:33
    we zullen elders moeten zoeken,
    het zal duurder zijn
  • 4:33 - 4:34
    om het te produceren dan het nu is.
  • 4:35 - 4:36
    Koffie is een ander voorbeeld,
  • 4:36 - 4:39
    want er zijn echt maar een beperkt
    aantal plaatsen in de wereld
  • 4:39 - 4:41
    waar we geweldige koffie
    kunnen produceren.
  • 4:41 - 4:45
    Als we koffie uit andere plaatsen dan
    Brazilië of Guatemala willen hebben,
  • 4:45 - 4:47
    zal de kwaliteit minder zijn.
  • 4:47 - 4:50
    We zullen verderop in
    de bergen moeten gaan.
  • 4:50 - 4:52
    Het zal meer input vereisen.
  • 4:52 - 4:54
    Nucleaire ingenieurs.
  • 4:54 - 4:57
    Het is heel moeilijk om
    het aanbod uit te breiden.
  • 4:57 - 5:00
    Slechts een beperkt aantal mensen
    kan nucleair ingenieur zijn.
  • 5:00 - 5:02
    Als we meer nucleaire ingenieurs willen,
  • 5:02 - 5:06
    zullen we ze echt uit andere
    industrieën moeten halen
  • 5:06 - 5:08
    waar ze zeer hoge
    opportuniteitskosten hebben.
  • 5:08 - 5:12
    Het is dus moeilijk om het aanbod
    van nucleaire ingenieurs uit te breiden
  • 5:12 - 5:16
    zonder de lonen van
    de nucleaire ingenieurs op te drijven.
  • 5:16 - 5:18
    Dat is een toenemende kostenindustrie.
  • 5:18 - 5:24
    Bovendien zal elke industrie
    die een groot deel van de output
  • 5:24 - 5:29
    van een stijgende kostenindustrie koopt,
    ook een stijgende kostenindustrie zijn.
  • 5:29 - 5:33
    Het is dus vrij duidelijk dat benzine
    een stijgende kostenindustrie is,
  • 5:33 - 5:37
    want als we meer benzine willen,
    dan is er meer olie nodig,
  • 5:37 - 5:40
    en olie is een stijgende kostenindustrie.
  • 5:40 - 5:44
    Elektriciteit zal in eerste instantie
    een toenemende kostenindustrie zijn
  • 5:44 - 5:47
    in de mate dat we onze elektriciteit
    met steenkool genereren.
  • 5:47 - 5:51
    Dus als we meer elektriciteit willen,
    zal het meer steenkool vereisen
  • 5:51 - 5:53
    en dat zal de prijs
    van steenkool omhoog duwen,
  • 5:53 - 5:57
    wat de kosten van de productie
    van elektriciteit zal opdrijven.
  • 5:58 - 6:02
    Wat we zojuist hebben aangetoond, is dat
    je voor een toenemende kostenindustrie
  • 6:02 - 6:05
    een stijgende aanbodcurve kunt afleiden.
  • 6:05 - 6:07
    We gaan een constante
    kostenindustrie doen
  • 6:07 - 6:10
    waarbij je een vlakke
    aanvoercurve zult zien.
  • 6:10 - 6:14
    En vervolgens een dalende kostenindustrie,
    die je, zoals je mag verwachten,
  • 6:14 - 6:17
    nu een neerwaartse aanvoercurve zal geven.
  • 6:17 - 6:19
    We zullen dit in aparte
    lezingen doen. Bedankt.
Title:
Instap-, uitstap- en aanbodcurven: Stijgende kosten
Description:

We begrijpen de kostencurves en de in- en uitstapbeslissingen. Nu gaan we onderzoeken hoe de beslissingen van elk bedrijf de aanbodcurve beïnvloeden. Dit is de belangrijkste vraag: Wat gebeurt er met de kosten als de output van de industrie toeneemt? We kijken naar drie opties: een stijgende kostenindustrie, een constante kostenindustrie en een dalende kostenindustrie.
Eerst kijken we naar olie als een voorbeeld van een stijgende kostenindustrie. Een oliemaatschappij boort naar olie die dicht bij de oppervlakte ligt, en de tweede onderneming boort naar olie diep onder de grond. Andere voorbeelden van de toenemende kostenindustrie zijn koper, goud en zilver, koffie en zelfs het beroep van nucleair ingenieur.
Cursus Micro-economie: http://mruniversity.com/courses/principles-economics-microeconomics

Stel een vraag over de video: http://mruniversity.com/courses/principles-economics-microeconomics/supply-curve-increasing-cost-industry#QandA

Volgende video: http://mruniversity.com/courses/principles-economics-microeconomics/supply-curve-constant-cost-industry

more » « less
Video Language:
English
Team:
Marginal Revolution University
Project:
Micro
Duration:
06:33

Dutch subtitles

Revisions