Vandaag sta ik voor jullie
als een man die het leven ten volle leeft
in het hier en nu.
Maar een lange tijd
leefde ik voor de dood.
Ik was een jonge man die geloofde
dat jihad moet worden begrepen
in de taal van dwang en geweld.
Ik probeerde onrecht te bestrijden
met macht en agressie.
Ik was diep bezorgd
om het lijden van anderen
en had een sterk verlangen
om hen te helpen en te ontlasten.
Ik dacht dat gewelddadige jihad nobel,
ridderlijk
en de beste manier om te helpen was.
In een tijd waarin
zo veel van onze mensen --
vooral jongeren --
het risico van radicalisering lopen
door groepen als Al-Qaida,
Islamitische Staat en anderen,
wanneer deze groepen beweren
dat hun gruwelijke wreedheid
en geweld de ware jihad zijn,
wil ik zeggen dat hun idee
van jihad verkeerd is --
helemaal verkeerd --
net als het mijne toen.
Jihad betekent om te streven
naar het beste in je.
Het omvat inspanning en spiritualiteit,
zelfreiniging
en toewijding.
Het verwijst naar positieve verandering
door leren, wijsheid en denken aan God.
Het woord jihad staat voor
al deze betekenissen samen.
Jihad kan soms vechten inhouden,
maar alleen maar soms,
onder strikte voorwaarden,
binnen regels en grenzen.
In Islam moet het voordeel
van een daad opwegen
tegen de schade of problemen
die het met zich meebrengt.
Belangrijker
is dat de verzen in de Koran
die verband houden met jihad of vechten,
andere verzen niet tenietdoen
die spreken over vergeving,
welwillendheid
of geduld.
Maar ik denk dat er nu
geen omstandigheden op aarde zijn
die gewelddadige jihad verrechtvaardigen,
omdat dat zal leiden tot grotere schade.
Maar nu is het idee van jihad gekaapt.
De betekenis is verdraaid
tot gewelddadige strijd overal
waar moslims moeilijkheden ondergaan,
en omgevormd tot terrorisme
door fascistische islamisten als al-Qaida,
Islamitische Staat en anderen.
Maar ik ben gaan begrijpen
dat ware jihad betekent
streven naar het uiterste
om die kwaliteiten die God liefheeft
te versterken en te beleven:
eerlijkheid, betrouwbaarheid,
medeleven, welwillendheid,
betrouwbaarheid, respect,
waarachtigheid --
menselijke waarden
die zo velen van ons delen.
Ik ben geboren in Bangladesh,
maar groeide vooral op in Engeland.
Ik ging hier naar school.
Mijn vader was een academicus
en voor zijn werk waren we
in het Verenigd Koninkrijk.
In 1971 waren we in Bangladesh
toen alles veranderde.
De Onafhankelijkheidsoorlog
trof ons vreselijk,
zette families tegen elkaar op
en buurman tegen buurman.
Op mijn 12e ervoer ik oorlog
en armoede in mijn familie,
de gruwelijke dood
van 22 van mijn familieleden,
evenals de moord op mijn oudere broer.
Ik was getuige van moordpartijen...
dieren die lijken aten in de straten,
uithongering overal om me heen,
moedwillig, gruwelijk geweld --
zinloos geweld.
Ik was een jonge man,
een tiener, gefascineerd door ideeën.
Ik wilde leren,
maar ik kon vier jaar lang
niet naar school.
Na de Onafhankelijkheidsoorlog
werd mijn vader gevangen gezet
voor twee en een half jaar
en ik bezocht hem elke week
in de gevangenis,
terwijl ik thuis mezelf onderwees.
Mijn vader kwam in 1973 vrij,
week naar Engeland uit als vluchteling
en wij volgden hem kort erna.
Ik was 17.
Deze ervaringen gaven me
een scherp besef van de wreedheden
en het onrecht in de wereld.
Ik had een sterk verlangen --
een zeer scherp, diep verlangen --
om onrecht tegen te gaan
en om slachtoffers
van onderdrukking te helpen.
Tijdens mijn universitaire studies
in het Verenigd Koninkrijk
ontmoette ik anderen die me lieten zien
hoe ik dat verlangen kon kanaliseren
en kon helpen door mijn geloof.
Ik werd geradicaliseerd --
genoeg om geweld te verrechtvaardigen
en zelfs onder bepaalde omstandigheden
een deugd te vinden.
Zo geraakte ik betrokken
bij de jihad in Afghanistan.
Ik wilde de islamitische Afghanen
beschermen tegen het Sovjet-leger.
Ik dacht dat dat jihad was:
mijn heilige plicht,
die door God zou worden beloond.
Ik werd een prediker.
Ik werd een van de pioniers
van gewelddadige jihad
in het Verenigd Koninkrijk.
Ik rekruteerde,
zamelde geld in, trainde.
Ik verwarde de ware jihad
met deze perversie zoals gepresenteerd
door de fascistische islamisten --
deze mensen die het idee
van jihad gebruiken
om aan hun lust naar macht,
gezag en controle op aarde te voldoen:
een verdraaiing, vandaag bestendigd
door islamo-fascistische groepen
zoals Al-Qaida,
de Islamitische Staat en anderen.
Gedurende een periode van ongeveer 15 jaar
vocht ik ook voor korte perioden
in Kashmir en Birma,
naast Afghanistan.
Ons doel was om de indringers te verjagen,
de onderdrukte slachtoffers te helpen
en natuurlijk om een islamitische
staat te vestigen,
een kalifaat voor Gods heerschappij.
Ik deed dit openlijk.
Ik heb geen wetten overtreden.
Ik was trots en dankbaar
om Brits te zijn --
nog steeds.
Ik voelde geen vijandigheid
tegen dit, mijn land,
noch vijandschap jegens
de niet-islamitische burgers,
en doe dat nog steeds niet.
Tijdens een strijd in Afghanistan
hadden een aantal Britse mannen
en ik een speciale band
met een 15-jarige Afghaanse jongen,
Abdullah,
een onschuldige, liefdevolle jongen
die altijd bereid was om te helpen.
Hij was arm.
Jongens zoals hij deden
ondergeschikte taken in het kamp.
Hij leek gelukkig genoeg,
maar ik vroeg me af --
zijn ouders moeten hem erg gemist hebben.
Ze zullen wel van een betere toekomst
voor hem gedroomd hebben.
Een slachtoffer van omstandigheden,
opgesloten in een oorlog
die hem opgedrongen werd
in die wrede tijd.
Op een dag vond ik een niet-ontplofte
mortiergranaat in een loopgraaf
en bracht ze naar een in een lemen hut
geïmproviseerd lab.
Ik vertrok naar een korte,
zinloze schermutseling --
altijd zinloos.
Ik kwam een paar uur later terug
en ontdekte dat hij dood was.
Hij had geprobeerd om de explosieven
uit de granaat te halen.
Ze ontplofte en hij stierf
een gewelddadige dood,
aan stukken gereten door hetzelfde tuig
dat voor mij onschadelijk was gebleken.
Ik begon te twijfelen.
Welk doel diende zijn dood?
Waarom stierf hij terwijl ik bleef leven?
Ik ging door.
Ik vocht in Kashmir.
Ik wierf aan voor de Filipijnen,
Bosnië en Tsjetsjenië.
De vragen bleven komen.
Later in Birma
ontmoette ik Rohingya-strijders,
die nauwelijks tieners waren,
geboren en getogen in de jungle,
en die met machinegeweren
en granaatwerpers rondliepen.
Ik ontmoette twee 13-jarigen met zachte
manieren en vriendelijke stemmen.
Me in de ogen kijkend,
smeekten ze me om hen mee
naar Engeland te nemen.
Ze wilden gewoon naar school gaan --
dat was hun droom.
Mijn familie --
mijn kinderen van dezelfde leeftijd --
leefden thuis in het Verenigd Koninkrijk,
gingen naar school
en leefden veilig.
Ik kon het niet helpen me af te vragen
hoeveel deze jonge jongens
met elkaar moeten hebben gesproken
over hun dromen van zo'n leven.
Slachtoffers van omstandigheden:
deze twee jonge jongens,
slapend onder de blote hemel op de grond,
kijkend naar de sterren,
maar door hun leiders cynisch uitgebuit
voor hun persoonlijke zucht
naar roem en macht.
Ik zag al snel hoe zulke jongens
elkaar doodden
bij conflicten
tussen rivaliserende groepen.
Het was overal hetzelfde...
Afghanistan, Kashmir, Birma,
de Filipijnen, Tsjetsjenië:
kleinzielige krijgsheren lieten die jonge
en kwetsbare kinderen elkaar doden
in naam van de jihad.
Moslims tegen moslims.
Niet het beschermen van iemand
tegen indringers of bezetters;
niet het brengen van hulp
aan de onderdrukten.
Kinderen worden gebruikt,
cynisch geëxploiteerd;
mensen sterven in conflicten
die ik steunde in naam van de jihad.
En het gaat vandaag nog altijd maar door.
Ik realiseerde me
dat de gewelddadige jihad
waar ik in het buitenland mee bezig was
zo anders was --
zo'n kloof tussen wat ik had meegemaakt
en dat wat ik beschouwde
als heilige plicht --
dat ik moest gaan nadenken
over mijn activiteiten
hier in het Verenigd Koninkrijk.
Ik moest nadenken over mijn preken,
aanwerven, fondsenwerving,
training,
maar het belangrijkste:
over radicaliseren --
het uitsturen van jongeren
om te vechten en te sterven
zoals ik deed --
allemaal fout.
Ik raakte dus betrokken
bij gewelddadige jihad
in het midden van de jaren 80,
te beginnen met Afghanistan.
Tegen de tijd dat ik
ermee ophield in het jaar 2000
was ik er volledig in ondergedompeld.
Overal om me heen zag ik mensen
ons steunen en toejuichen,
zelfs vieren wat we deden in hun naam.
Maar toen ik in het jaar 2000
totaal gedesillusioneerd
eruit wist te komen,
waren er 15 jaar voorbijgegaan.
Wat ging er fout?
We waren druk bezig met praten over deugd
en totaal verblind door onze zaak.
We gaven onszelf geen kans
om een deugdzaam
karakter te ontwikkelen.
We vertelden onszelf
dat we vochten voor de onderdrukten,
maar dit waren onwinbare oorlogen.
We werden het instrument
waardoor meer doden vielen,
medeplichtig aan het veroorzaken
van meer ellende
voor de zelfzucht
van een aantal wrede mensen.
Na verloop van tijd,
een zeer lange tijd,
opende ik mijn ogen.
Ik kreeg de moed
de waarheid onder ogen te zien,
te denken,
me de moeilijke vragen te durven stellen.
Ik kwam in contact met mijn ziel.
Wat heb ik geleerd?
Dat mensen die zich bezighouden
met gewelddadig jihadisme,
dat mensen die zich aangetrokken voelen
tot dit soort extremisme
niet zo anders zijn dan alle anderen.
Maar ik geloof dat zulke mensen
kunnen veranderen.
Ze kunnen hun harten
terugkrijgen en herstellen
door ze te vullen
met helende menselijke waarden.
Als we de realiteit negeren,
zullen we dat wat ons verteld wordt,
accepteren zonder enige
kritische reflectie.
We negeren de gaven en voordelen
die velen van ons zouden koesteren,
zelfs maar voor één enkel
moment in hun leven.
Ik was bezig met acties
waarvan ik dacht dat ze correct waren.
Maar nu begon ik me af te vragen
hoe ik wist wat ik wist.
Ik had anderen uitentreuren verteld
om de waarheid te accepteren,
maar ik had twijfel niet
zijn rechtmatige plaats gegeven.
De overtuiging
dat mensen kunnen veranderen,
is geworteld in mijn eigen ervaring,
in mijn eigen weg.
Door veel te lezen,
na te denken,
zelfbeschouwing en zelfkennis
ontdekte ik,
realiseerde ik me
dat het wereldbeeld van de islamisten
over ons en hen
onjuist en onrechtvaardig is.
Door te kijken naar de onzekerheden
in alles wat we hadden beweerd,
die onaantastbare waarheden,
de onbetwistbare waarheden,
ontwikkelde ik
een meer genuanceerd begrip.
Ik realiseerde me dat in een wereld
vol variatie en tegenspraak,
dwaze predikanten,
alleen dwaze predikers
zoals ik er vroeger een was,
geen paradox zien in de mythen en ficties
die zij gebruiken om de authenticiteit
ervan te verzekeren.
Ik begreep toen
het vitale belang van zelfkennis,
politiek bewustzijn
en de noodzaak
voor een diep en breed begrip
van onze verplichtingen en onze acties
en hoe ze invloed hebben op anderen.
Mijn pleidooi vandaag voor iedereen,
vooral degenen die oprecht geloven
in islamistisch jihadisme:
weiger dogmatisch gezag.
Laat woede, haat en geweld los.
Leer onrecht te bestrijden,
maar zonder wreed, onrechtvaardig
en zinloos gedrag te rechtvaardigen.
Creëer in plaats daarvan
mooie en nuttige dingen
die ons overleven.
Benader de wereld en het leven
met liefde.
Ontwikkel of cultiveer je gevoelens
om goedheid, schoonheid en waarheid
in anderen en in de wereld te zien.
Zo betekenen wij meer voor onszelf,
voor elkaar,
voor onze gemeenschappen
en, voor mij, voor God.
Dit is jihad --
mijn ware jihad.
Dank je.
(Applaus)