Je wordt gevangen in je eigen lichaam. Verleden, heden en toekomst zijn één. Met enorme kracht word je als een raket de lucht ingeschoten. De grens tussen mensen en dingen vervagen. Talloze dichters en schrijvers hebben inmiddels geprobeerd een paniekaanval te beschrijven. Het is zo overweldigend dat mensen denken dat het een hartaanval, beroerte, of andere levensbedreigende aandoening is. Hoewel paniekaanvallen geen blijvend letsel veroorzaken, kan de angst voor een nieuwe aanval iemands leven beperken, en nieuwe paniekaanvallen veroorzaken. Onderzoek toont aan dat één op de drie mensen minstens een keer in zijn leven een paniekaanval krijgt. En of het nou de eerste of de honderdste keer is, of dat je het bij een ander ziet, niemand wil dat nog een keer meemaken. En beter begrijpen wat het is, is niet prettig, maar wel noodzakelijk, want preventie is alleen mogelijk als je begrijpt wat een paniekaanval is. Feitelijk is een paniekaanval een overdreven lichamelijke reactie op het waarnemen van gevaar. Deze reactie ontstaat in de amygdala, het deel van de hersenen dat angstreacties verwerkt. Als de amygdala angstsignalen ontvangt, reageert het sympathische zenuwstelsel, waardoor adrenaline vrijkomt. Adrenaline versnelt de hartslag en ademhaling om bloed en zuurstof snel naar de arm- en beenspieren te brengen. De hersenen krijgen ook meer zuurstof, wat ze alerter en effectiever maakt. Tijdens een paniekaanval is de reactie veel heftiger dan eigenlijk nodig is in een gevaarlijke situatie, met als gevolg hartkloppingen, zwaar ademhalen en hyperventilatie. Veranderingen in de bloedstroom veroorzaken duizeligheid en gevoelloze handen en voeten. Meestal duurt een paniekaanval niet langer dan tien minuten. Dan neemt de prefrontale cortex het van de amygdala over en wordt het parasympatische zenuwstelsel geactiveerd. Hierdoor komt het hormoon acetylcholine vrij, waardoor de hartslag verlaagt en de paniekaanval wegzakt. Tijdens een paniekaanval reageert het lichaam op angst alsof er een echte dreiging is, of nog erger. We weten niet zeker waarom dit gebeurt, maar soms roept iets een traumatische herinnering op, waardoor een paniekaanval ontstaat. Paniekaanvallen kunnen onderdeel zijn van angststoornissen zoals PTSS, sociale angststoornis, OCS, en gegeneraliseerde angststoornis. Terugkerende paniekaanvallen, piekeren over nieuwe aanvallen, en je anders gaan gedragen om paniekaanvallen te voorkomen kunnen leiden tot een diagnose van een paniekstoornis. De voornaamste behandelingen bij paniekstoornissen zijn antidepressiva en cognitieve gedragstherapie, oftewel CGT. De slagingskans is voor beiden 40%, hoewel ze niet bij iedereen even succesvol zijn. Antidepressiva hebben echter wel vaak bijwerkingen en 50% van de mensen heeft een terugval na het stoppen met de medicatie. Gedragstherapie heeft langer effect en kent maar 20% terugval. Het doel van CGT bij paniekstoornissen is het aanleren en trainen van praktische oefeningen om zowel lichamelijk als geestelijk grip te krijgen op gevoelens en gedachten tijdens een paniekaanval. Eerst worden de lichamelijke oorzaken van een paniekaanval uitgelegd, dan volgen ademhalings- en spieroefeningen die helpen de ademhaling onder controle te krijgen. Dan volgt cognitieve herstructurering, waarbij de gedachten worden bijgestuurd die tijdens aanvallen ontstaan -- bijvoorbeeld dat je stikt, een hartaanval hebt, of doodgaat -- en deze te vervangen door juiste gedachten. De volgende stap is de confrontatie aangaan met gevoelens en situaties die normaal paniekaanvallen veroorzaken. Het doel is om de gedachte los te laten dat deze gevoelens en situaties gevaarlijk zijn. Zelfs na therapie blijft het moeilijk om te gaan met een paniekaanval, maar door oefening kan de methode aanvallen voorkomen en kalmeren en uiteindelijk de greep van de paniek op iemands leven verlichten. Naast de standaard therapie hebben veel mensen met paniekaanvallen baat bij de ideeën achter CGT: dat angst je geen kwaad doet, maar eraan vasthouden wel. Zelfs als je nooit een paniekaanval hebt gehad, is het goed te weten hoe je ze bij jezelf en bij anderen kan identificeren, en de aanvallen herkennen is de eerste stap naar preventie.