Er was een tijd dat eenvoudige infecties dodelijk waren, maar nu antibiotica in ruime mate beschikbaar zijn, is dit maar een restant uit het verleden. Maar eigenlijk zou ik 'was' moeten zeggen, omdat we tegenwoordig zoveel antibiotica gebruiken dat de bacteriën die deze infecties veroorzaken, resistent worden. Dat zou ons allemaal echt moeten afschrikken. Als we ons gedrag niet veranderen en we niet afkicken van antibiotica, zo stelt de VN, zal anti-microbiële resistentie tegen 2050 de grootste moordenaar zijn. We moeten dus actie ondernemen. Maar ‘Waar beginnen we?’ is een interessante vraag, omdat wij mensen niet de enigen zijn die antibiotica gebruiken. Wereldwijd wordt 50 tot 80 procent van alle antibiotica door dieren gebruikt. Niet alle zijn gevaarlijk voor de menselijke gezondheid, maar als we het nu niet onder controle krijgen, wacht ons een heel enge toekomst voor mens en dier. Laten we even uitleggen hoe het zover heeft kunnen komen. Het eerste grootschalige gebruik van antibiotica was begin jaren 50 van de vorige eeuw. In de westerse wereld nam de welvaart toe en mensen wilden meer dierlijke eiwitten eten. Zieke dieren kon je nu met antibiotica behandelen, zodat ze niet stierven en bleven groeien. Maar al snel werd ontdekt dat het regelmatig toevoegen van beetjes antibiotica aan het voer de dieren gezond hield, ze sneller liet groeien en de behoefte aan voer verminderde. Deze antibiotica werkten dus goed -- echt goed. Met toenemende dierlijke productie, schoot ook het antibioticagebruik wereldwijd omhoog. Helaas ook de antibioticaresistentie. De reden dat je arts zegt dat je de hele fles antibiotica moet uitnemen, is omdat als je je dosis inkort, je niet alle beestjes zult doden. En degenen die blijven, bouwen de antibioticaresistentie op. Het is hetzelfde probleem als met dieren die kleine en regelmatige doses antibiotica krijgen: wat slechte beestjes gaan dood, maar niet allemaal. Verspreid dat nu eens over een hele industrie en je zult begrijpen dat we ongewild een groot reservoir opbouwen met antibioticaresistente bacteriën. Ik vertel het niet graag, maar daar houdt het probleem niet op. Weet je wie nog meer antibiotica gebruikt? Je kat Fluffy, en je hond Rover. (Gelach) Huisdieren behoren zelfs tot de zwaarste gebruikers van allemaal en ze gebruiken antibiotica die veel crucialer zijn voor de menselijke gezondheid. Combineer dit met de nauwe band die we met onze gezelschapsdieren hebben, en je begrijpt het risico dat je antibioticaresistente bacteriën van je eigen huisdier oploopt. Maar hoe kunnen de antibioticaresistente bacteriën van boerderijdieren je nu schaden? Laat me je een voorbeeld geven over iets waar we echt gegevens over hebben. Het gehalte aan resistente salmonella bij varkens in Europa, tegen verschillende soorten antibiotica, varieert van minder dan 1 procent tot maar liefst 60 procent, wat betekent dat in de meeste gevallen dit antibioticum niet meer zal werken om deze salmonella te doden. En er was een hoge correlatie tussen resistente salmonella bij het varken en in het eindproduct. Hetzij karbonade, spareribs of gehakt. Gelukkig zal meestal minder dan één procent van al het rauwe vlees, vis of eieren salmonella bevatten. En dit vormt alleen een risico als het niet goed wordt behandeld. Toch zijn er meer dan 100.000 gevallen van menselijke salmonella in de EU en meer dan een miljoen in de VS. In de VS leidt dit tot 23.000 ziekenhuisopnames en 450 doden per jaar. Met resistente salmonella in opkomst zal dit dodental allicht nog toenemen. Maar het gaat niet alleen om wat je zelf consumeert. Dit jaar zijn meer dan 100 mensen met een multiresistente salmonella besmet nadat ze als traktatie varkensoren aan hun hond voerden. We moeten dus echt het antibioticagebruik in de dierlijke productie verminderen. En gelukkig begint dit te gebeuren. De EU was de eerste regio die het verbood om lage doses antibiotica in het voer stoppen. Vanaf 1999 werd in verschillende stappen de hoeveelheid verschillende soorten toegestane antibiotica verminderd, en in 2006 kwam er een volledig verbod. Antibiotica waren alleen toegestaan als een dierenarts vaststelde dat het dier ziek was. Klinkt goed, toch? Probleem opgelost. Nee, wacht, niet zo snel. Zodra het reductieprogramma van start ging, ontdekte men snel dat antibiotica de perfecte dekmantel waren geweest om slechte landbouwpraktijken te verdoezelen. Steeds meer dieren werden ziek en moesten worden genezen met ... antibiotica. In plaats van een daling van de totale hoeveelheid, is ze zowaar toegenomen. Dat was dan toch niet de juiste weg. Maar dat was gelukkig niet het einde van het verhaal. De hele Europese landbouwsector begon aan iets waarvan ik denk dat iedereen ervan kan leren. Dit is ook het moment waarop ik er bij betrokken werd. Ik kwam bij een grote Europese voedersamensteller. Een voedersamensteller stelt een totaaldieet op voor een boer om zijn dieren te voeren en geeft ook vaak advies over de beste manier om de dieren te kweken. Ik was echt gemotiveerd om samen te werken met mijn collega's, dierenartsen ... en natuurlijk de boeren om uit te vogelen hoe we dieren antibioticavrij gezond kunnen houden. Nu zijn er drie noodzakelijkheden voor antibioticavrije productie. Ik loop de handleiding met je door. Om te beginnen iets wat heel vanzelfsprekend klinkt: onze hygiëne is de plek om te beginnen. Betere reiniging van de stal en de drinkwaterleidingen waardoor de ziekte moeilijker binnenkomt om zich over de stal te verspreiden. Dat is allemaal erg belangrijk, maar het deel waarin ik het meest geïnteresseerd was, was beter eten voor de dieren, betere voeding. Een uitgebalanceerd dieet is belangrijk. Zie het zo: als je niet genoeg vezels eet, voel je je niet lekker. Het voedsel dat je consumeert, verteer je niet helemaal zelf, maar wordt in je dikke darm door bacteriën gefermenteerd. Dus voedt je die microben met een deel van je dieet. Eerst kregen de meeste jonge dieren vezelarm voedsel, rijk aan zetmeel en eiwit, zeer fijngemalen en licht verteerbare voeding. Alsof je jezelf zet op een dieet van hamburgerbroodjes, rijstwafels met eiwitrepen. We hebben dit veranderd in een eiwitarm, vezelrijker, grover type dieet. Vergelijk het met een dieet van volle granen, salade met vlees of bonen. Dit verschoof de bacteriële flora in de darmen van de dieren naar een gunstigere en verminderde de kans dat ziekteverwekkers zouden gedijen. Misschien verbaast het je, maar naast de voedingssamenstelling speelt ook de voedselstructuur een rol. Gewoon het feit dat een dieet grover is, zal leiden tot een beter ontwikkeld spijsverteringskanaal, en dus een gezonder dier. Maar het mooiste was dat boeren dit ook echt gingen kopen. Anders dan in sommige delen van de wereld bepalen West-Europese boeren nog steeds voornamelijk zelf hun koopgedrag: van wie ze het voer kopen en aan wie ze hun dieren verkopen. Dus wat je uiteindelijk verkoopt, weerspiegelt de echte lokale behoefte van deze boeren. Bijvoorbeeld: het eiwitgehalte in biggenvoer in landen die waakzamer zijn bij het verminderen van antibiotica, zoals bijvoorbeeld Duitsland en Nederland, is al 10 tot 15 procent lager dan in een land als het VK, dat dit langzamer oppikte. Maar, net als betere hygiëne helpt betere voeding, maar ze zal niet helemaal voorkomen dat je ziek wordt. Er is dus meer nodig. En daarom hebben we ons tot het microbioom gewend. Het water met het voer zuurder maken, helpt bij het creëren van een omgeving die de heilzamere bacteriën bevoordeligt en de ziekteverwekkers afremt. Gefermenteerd voedsel, of het nu yoghurt, zuurkool of salami is, zal minder snel bederven. Met moderne technieken, zoals de op DNA-testen gebaseerde, kunnen we zien dat er veel meer soorten micro-organismen aanwezig zijn. Dit ecosysteem, dat we het microbioom noemen, is veel complexer. Het blijkt dat er ongeveer acht keer meer micro-organismen in je darmen zitten dan weefselcellen in je lichaam. En voor dieren is de impact niet minder. Als we zonder antibiotica willen werken in de dierlijke productie, moeten we de dieren veel robuuster maken. Zodat wanneer een ziekte toeslaat, de dieren veel veerkrachtiger zijn. En deze drieledige aanpak van nutribiose, waarbij de gastheer, voeding en het microbioom betrokken zijn, is de manier om het te doen. Nu is het fokken van dieren met een antibioticum of een antibioticagebruik provocerend dieet een beetje goedkoper op boerderijniveau. Maar uiteindelijk gaat het om een paar procent op consumentenniveau. Dat is eigenlijk best betaalbaar voor de midden- en hoge inkomens van de wereldbevolking. En een heel kleine prijs om te betalen wanneer onze eigen gezondheid of die van dierbaren op het spel staat. Dus wat denk je, welke richting gaan we op? Laten we antimicrobiële resistentie onze grootste moordenaar worden tegen enorme financiële en speciale persoonlijke kosten? Of gaan we, naast het verminderen van de antibioticaconsumptie bij de mens, echt beginnen met het omarmen van antibiotica-vrije dierlijke productie? Voor mij ligt de keuze voor de hand. Maar om dit mogelijk te maken, moeten we reductiedoelstellingen stellen en ervoor zorgen dat ze over de hele wereld worden gevolgd. Omdat boeren met elkaar concurreren. En op landelijk niveau, handelsblok of de wereldmarkt, zijn kosten erg belangrijk. We moeten ook realistisch zijn. Boeren moeten de mogelijkheden hebben om meer te investeren in beter beheer en betere voeding om deze reductie te bereiken. Naast de wettelijke limieten kan de markt een rol spelen, door producten antibiotica-arm of antibioticavrij aan te bieden. Met een groeiend consumentenbewustzijn, zullen deze marktkrachten sterker worden. Nu lijkt alles waar ik het over had, geweldig voor ons te zijn. Maar hoe zit het met de dieren? Raad eens, hun leven wordt ook beter. Betere gezondheid, minder stress, gelukkiger leven. Dus nu weet je het. We hebben de kennis om vlees, eieren en melk te produceren zonder of met zeer lage hoeveelheden antibiotica, en ik zal zeggen dat het een kleine prijs is om een toekomst te vermijden waarin bacteriële infecties opnieuw onze grootste moordenaar worden. Dank je. (Applaus)