Wie heeft er ooit een elektronisch
spreadsheet gebruikt,
zoals Microsoft Excel?
Heel goed.
En wie heeft een bedrijf gerund
met een handgeschreven spreadsheet,
zoals mijn vader dat deed
voor zijn drukkerijtje in Philadelphia?
Veel minder mensen.
Zo ging het honderden jaren lang.
Begin 1978 begon ik aan een idee te werken
waaruit uiteindelijk VisiCalc voortkwam.
In 1979 leverden we het product
dat draaide op iets nieuws,
de Apple II-computer genaamd.
Je wist dat er echt iets veranderd was
toen er zes jaar later een artikel
in de Wall Street Journal stond
dat er vanuit ging dat je wist
wat VisiCalc was en er ook mee werkte.
In 1990 zei Steve Jobs
dat "spreadsheets de bedrijfstak
een enorme impuls hadden gegeven."
"VisiCalc heeft meer voor het succes
van Apple betekend dan wat dan ook."
In vertrouwen vertelde Steve ons:
"Als VisiCalc voor een andere
computer was geschreven,
had je nu iemand anders geïnterviewd."
VisiCalc was dus cruciaal om pc's
op bureaus van bedrijven te krijgen.
Hoe is dat gebeurd?
Wat was het? Wat moest ik doen
om dat klaar te krijgen?
In 1966 begon ik met programmeren,
toen ik 15 jaar oud was,
slechts een paar maanden
na het nemen van deze foto.
Weinig middelbare scholieren
hadden toen toegang tot computers.
Maar met wat geluk
en heel veel doorzettingsvermogen
kon ik ergens in de stad
computertijd krijgen.
Nadat ik in de modder had geslapen
op Woodstock, ging ik studeren aan MIT,
waar ik bijverdiende door mee te werken
aan het Multics project.
Multics was een baanbrekend
interactief time-sharingsysteem.
Kennen jullie de besturings-systemen
Linux en Unix?
Die kwamen van Multics.
Ik heb gewerkt aan de Multics-versies
van wat bekend staat
als niet-gecompileerde computertalen,
gemaakt voor mensen
die geen computer-expert zijn
om berekeningen te doen,
zittend aan een computerterminal.
Nadat ik was afgestudeerd aan MIT
vond ik een baan bij
Digital Equipment Corporation.
Daar werkte ik aan software
voor een nieuw gebied:
letterzetten met de computer.
Ik hielp kranten typemachines
van journalisten te vervangen
door computerterminals.
Ik schreef software
en ging dan het veld in,
bijvoorbeeld naar Kansas City Star,
waar ik gebruikers opleidde
en feedback kreeg.
Dit was de échte wereld,
heel wat anders dan wat ik
in het lab bij MIT had gezien.
Daarna werd ik projectleider
voor de software van de eerste
tekstver-werker van DEC,
weer heel iets anders.
Net als bij letterzetten
was het belangrijkste
een gebruikersinterface te bedenken
die zowel natuurlijk als efficiënt was
bij gebruik door computerleken.
Na de tijd bij DEC kwam ik
bij een klein bedrijf terecht
dat elektronische kassa's
met microprocessoren
voor de fast-food sector maakte.
Maar ik wilde altijd al een bedrijf
beginnen met mijn vriend Bob Frankston,
die ik kende van het
Multics-project bij MIT.
Dus besloot ik om weer naar school te gaan
om veel over zakendoen te leren.
In het najaar van 1977
begon ik aan het MBA-programma
aan de Harvard Business School.
Ik behoorde tot een minderheid
van de studenten
met een achtergrond op het gebied
van computerprogrammeren.
Hier zit ik op de eerste rij
op een foto uit het jaarboek.
(Gelach)
Op Harvard werkten we
met de casus-methode.
Op één dag werden
drie casussen behandeld.
Een casus beslaat vele bladzijden waarin
een bedrijfssituatie wordt beschreven.
Vaak zijn er bijlagen,
bestaande uit woorden en cijfers
die op een voor die situatie
zinvolle manier zijn gerangschikt.
Elke keer is het een beetje anders.
Dit is mijn huiswerk:
ook weer getallen, woorden,
zo gerangschikt dat het zinvol is.
Heel veel berekeningen -- we werden echt
heel intiem met onze rekenmachines.
Dit was mijn rekenmachine.
Voor Halloween verkleedde
ik me zelfs als rekenmachine.
(Gelach)
Aan het begin van elke les
kreeg één van ons
opdracht van de professor
om 'n casus te brengen.
Dan legde je uit wat er aan de hand was
en daarna dicteerde je informatie
die de professor overnam
op één van de vele borden voor de klas.
Daarna volgde een discussie.
Één van de frustrerende zaken was
als je al je huiswerk af had
en de volgende dag in de les
een foutje ontdekte
en al je berekeningen
niet bleken te kloppen.
En dan kon je ook niet meepraten.
Meepraten was de manier
om punten te verdienen.
Omdat er nog 87 anderen in mijn klas
zaten, kon ik heel veel dagdromen.
De meeste programmeurs werkten
toen nog op mainframes
en bouwden zaken zoals voorraadsystemen,
salarissystemen en factuursystemen.
Maar ik had al gewerkt
aan interactieve tekstverwerking
en gebruik van de pc op afroep.
In plaats van te denken aan afdrukken
op papier en ponskaarten,
droomde ik van een magisch
bord voor de klas,
waarop als je een enkel getal veranderde,
alle overige getallen automatisch
zouden meeveranderen,
net als tekstverwerking met getallen.
Ik stelde me voor dat mijn rekenmachine
een muis aan de onderkant had
en een head-up display,
net als bij een gevechtsvliegtuig.
En ik kon getallen invoeren,
er een aantal selecteren
en op SOM drukken.
En midden in een onderhandeling
zou ik het antwoord vinden.
Ik hoefde alleen mijn fantasie
te volgen en te verwezenlijken.
Mijn vader had me geleerd
om prototypes te bouwen.
Hij liet me zien hoe hij
knip-en-plakmodellen gebruikte
om ergens de plaats
op de pagina voor te bepalen
voor de brochures die hij drukte.
Daarmee vroeg hij om feedback van klanten
en kreeg hij een oké
voordat iets in druk ging.
Het maken van een eenvoudige en werkende
versie van wat je probeert te bouwen,
dwingt je om de hoofdproblemen
bloot te leggen.
Daardoor kun je voor veel minder geld
oplossingen vinden voor die problemen.
Dus besloot ik om een prototype te bouwen.
Met een video-terminal
aangesloten op het
time-sharing systeem van Harvard
ging ik aan het werk.
Een van de eerste problemen
waar ik tegenaan liep, was:
hoe stel je waarden in formules voor?
Ik leg even uit wat ik bedoel.
Ik dacht dat je ergens naar zou wijzen,
wat woorden zou typen,
dan ergens anders wat anders,
cijfers zou typen, nog wat cijfers,
en dan aan zou wijzen
waar je de uitkomst wilde.
En dan de eerste aanwijzen,
op min drukken, naar de tweede wijzen,
en de uitkomst zou krijgen.
Het probleem was:
wat moest ik in de formule zetten?
De computer moest weten
wat daar komt te staan.
En door naar de formule te kijken,
moest je weten naar welke
plaats op het scherm hij verwijst.
Eerst keek ik hier naar
op de manier van programmeurs.
De eerste keer als je ergens naar wijst,
zou de computer je
om een unieke naam vragen.
Het werd al snel duidelijk
dat dat te omslachtig zou worden.
De computer moest automatisch
een naam verzinnen en die daar plaatsen.
Dus dacht ik: waarom is niet de volgorde
waarin ze gemaakt worden bepalend?
Ik probeerde dat: waarde 1, waarde 2.
Vrij snel bleek dat als er meer
dan een paar waarden stonden,
je niet meer kon onthouden
waar alles stond.
Toen bedacht ik: waarom niet,
in plaats van overal waarden in te vullen,
er een rooster van maken?
Als je dan naar een cel wijst,
kan de computer de rij en kolom
als naam kiezen.
En door er net als bij een landkaart
A, B, C boven te zetten
en cijfers langs de zijkant,
als je dan B7 in een formule ziet,
weet je precies waar dat op het scherm is.
Als je zelf de formule moet typen,
weet je precies wat je te doen staat.
Met een rooster was mijn probleem
zo goed als opgelost.
Het opende ook nieuwe mogelijkheden,
zoals een celbereik.
Maar de beperkingen waren niet groot,
je kon nog steeds elke waarde invullen,
elke formule, in elke cel.
En zo doen we het tot op vandaag,
bijna 40 jaar later.
Mijn vriend Bob en ik besloten
dat we hier verder aan wilden bouwen.
Mijn aandeel was in de eerste plaats
bedenken hoe het programma zou werken.
Ik schreef een korte handleiding
die als documentatie dienst deed.
Zo kon ik er ook zeker van zijn
dat de gebruikersinterface
kort en duidelijk aan gewone mensen
kon worden uitgelegd.
Bob werkte op de bovenverdieping
van zijn huurwoning
in Arlington, Massachusetts.
Zo zag de bovenverdieping er uit.
Bob kocht tijd op het
Multics-systeem van MIT
om computercode te schrijven
op een terminal die er zo uitzag.
En dan ging hij testversies downloaden
naar een geleende Apple II
via een telefoonlijn
en een akoestisch modem,
waarna we gingen testen.
Voor één van die tests bereidde ik
een casus over de Pepsi-challenge voor.
Afdrukken werkte nog niet,
dus moest ik alles opschrijven.
Opslaan werkte niet,
dus telkens wanneer het vastliep,
moest ik alle formules
nog eens en nog eens invoeren.
De volgende dag in de klas
stak ik mijn hand op
en presenteerde ik de casus.
Ik gaf prognoses voor 5 jaar
en behandelde allerlei scenario's.
Het was een superpresentatie.
VisiCalc was al heel nuttig.
De professor vroeg:
"Hoe heb je dat gedaan?"
Nu wilde ik niet over ons
geheime programma vertellen.
(Gelach)
Ik zei: "Ik nam dit, telde dat erbij,
vermenigvuldigde hiermee
en trok dat ervan af."
Hij vroeg: "Waarom
gebruikte je geen deling ?"
Ik: "O ja, een deling --
dat was minder nauwkeurig!"
Wat ik niet vertelde:
"Delen werkt nog niet."
(Gelach)
Uiteindelijk kregen we genoeg
onderdelen van VisiCalc af
om het aan het publiek te tonen.
Mijn vader drukte een korte handleiding
om als marketingmateriaal te gebruiken.
In juni 1979 maakte onze uitgever
VisiCalc wereldkundig,
op een kleine stand bij de enorme
National Computer Conference in New York.
De New York Times had een
grappig artikel over de conferentie.
"De machines voeren iets uit
als een religieus ritueel...
De gelovigen komen samen
en de Coliseumschilders
voegen wat toe aan het pantheon.
In reusachtige zwarte letters verschijnt
´VISICALC´op de gele achtergrond.
Heil VISICALC!"
(Snakt naar adem)
New York Times: 'Heil VISICALC!'
(Gelach)
Dat was de laatste vermelding
van het elektronisch spreadsheet
in de populaire zakelijke pers
gedurende ongeveer twee jaar.
De meesten begrepen het nog niet.
Maar sommigen wel.
In oktober 1979 brachten we
VisiCalc op de markt.
De verpakking zag er zo uit.
En op de Apple II zag het er zo uit.
De rest van het verhaal ken je.
Er valt nog veel meer over te zeggen,
maar dat bewaar ik voor een andere keer.
Maar nog één ding:
op Harvard weet men het nog.
Dit is die klas.
Aan de muur zit een gedenkplaat
om te herdenken wat daar gebeurd is.
(Applaus)
Maar het dient ook om eraan te herinneren
dat ook jullie je unieke
achtergrond, kennis en behoeften
moeten gebruiken om prototypes te bouwen
om de voornaamste problemen op te lossen,
en daarmee de wereld te veranderen.
Dank je wel.
(Applaus)