Wanneer ik een school bezoek
en praat met studenten,
vraag ik hun altijd hetzelfde:
Waarom googel je?
Waarom is Google
dé zoekmachine van jouw keuze?
Vreemd genoeg krijg ik altijd
dezelfde drie antwoorden.
Een: "Omdat het werkt",
wat een prima antwoord is;
daarom googel ik ook.
Twee, er is altijd iemand die zegt:
"Ik ken eigenlijk geen alternatieven."
Dat is geen goed antwoord.
Ik zeg dan meestal:
"Googel eens het woord 'zoekmachine',
je vindt misschien een paar
interessante alternatieven."
En tenslotte, ten derde,
steekt er onvermijdelijk een student
zijn of haar hand op en zegt:
"Met Google krijg ik gegarandeerd altijd
het beste, objectieve zoekresultaat."
'Krijg ik gegarandeerd altijd
het beste, objectieve zoekresultaat.'
Als menswetenschapper,
ofschoon een digitale menswetenschapper,
krijg ik daar krullende tenen van.
Hoewel ik ook besef dat dat vertrouwen,
dat idee van objectieve zoekresultaten,
een hoeksteen is in onze collectieve
liefde en waardering voor Google.
Ik zal je laten zien waarom dat
filosofisch gezien bijna onmogelijk is.
Laat ik eerst wat dieper ingaan
op een basisprincipe achter elke zoekvraag
dat we soms vergeten.
Wanneer je iets wil googelen,
vraag jezelf dan eerst af:
zoek ik een geïsoleerd feit?
Wat is de hoofdstad van Frankrijk?
Wat zijn de bouwstenen
van een watermolecule?
Prima! Googelen maar.
We staan nou niet echt op het punt
te ontdekken dat het Londen is en H3O.
Er bestaan hierover
geen grote samenzweringen.
We zijn het er wereldwijd over eens
wat de antwoorden zijn
inzake deze geïsoleerde feiten.
Maar als je je vraag moeilijker maakt
en iets vraagt als:
"Waarom bestaat er
een Palestijns-Israelisch conflict?"
Dan zoek je geen eenvoudig feit meer.
Dan zoek je naar kennis,
wat veel gecompliceerder en delicater is.
Om kennis te verkrijgen,
moet je 10, 20 of 100 feiten kennen,
die erkennen en zeggen:
"Ja, dat is allemaal waar."
Maar door wie ik ben,
jong of oud, blank of donker,
homo of hetero,
zal ik hen anders waarderen en zeggen:
"Ja, dat is waar, maar dit
is belangrijker voor mij dan dat."
Daar wordt het interessant,
want hier worden we mensen.
Hier beginnen we te discussiëren,
vormen we een maatschappij.
Om echt iets te bereiken,
moeten we hier de feiten filteren,
met vrienden en buren
en ouders en kinderen
en collega's en kranten en tijdschriften,
om uiteindelijk echte kennis te krijgen;
iets wat je moeilijk
aan een zoekmachine over kunt laten.
Ik beloofde jullie een voorbeeld
om te tonen waarom het zo moeilijk is
om tot echt objectieve kennis te komen
-- als iets om over na te denken.
Ik zal een paar eenvoudige
zoekopdrachten doen.
We starten met:
'Michelle Obama',
presidentsvrouw van de Verenigde Staten
en we zoeken foto's.
Dat werk heel goed, zoals je ziet.
Praktisch een perfect zoekresultaat.
Het is alleen zij op de foto,
niet eens de president.
Hoe werkt dit?
Vrij simpel.
Google gebruikt veel trucs
om dit te bereiken,
maar eenvoudig gesteld
kijken ze vooral naar twee dingen.
Ten eerste: wat zegt het bijschrift
onder de foto op de website?
Staat er 'Michelle Obama' onder de foto?
Dat is een goede indicatie dat zij het is.
Ten tweede: Google kijkt naar het bestand.
De naam van het bestand
zoals het op de website geüpload werd.
Opnieuw: heet het 'MichelleObama.jpeg'?
Dikke kans dat het niet Clint Eastwood is.
Is aan die twee voorwaarden voldaan,
dan krijg je dit zoekresultaat -- bijna.
In 2009 was Michelle Obama
slachtoffer van een racistische campagne
waarin mensen haar wilden beledigen
via de zoekresultaten.
Er werd een foto
verspreid over het internet,
waarop haar gezicht
was vervormd tot dat van een aap.
Die foto werd overal gepubliceerd.
Mensen publiceerden die heel, heel bewust
om hem in de zoekresultaten te krijgen.
Ze schreven bewust
'Michelle Obama' in het bijschrift
en ze uploaden de foto bewust
als 'MichelleObama.jepg' of zoiets.
Je snapt waarom:
om het zoekresultaat te manipuleren.
En het werkte ook.
Dus wanneer je in 2009
'Michelle Obama' googelde,
stond die misvormde aap
bij de eerste zoekresultaten.
De resultaten zijn zelfreinigend
en dat is de schoonheid ervan.
Google beoordeeld
de relevantie elk uur, elke dag.
Maar Google vond dat
deze keer niet genoeg.
Ze dachten: dat is racistisch
en een slecht zoekresultaat.
We gaan dat terugdraaien
en manueel corrigeren.
We passen de software aan
en we lossen het op.
En dat deden ze.
Ik denk niet dat iemand hier
vindt dat dat een slecht idee was.
Ik ook niet.
Maar dan, een paar jaar later,
deed 's werelds meest gegoogelde Anders,
Anders Behring Breivik,
wat hij deed.
Dat was op 22 juli 2011,
een vreselijke dag
in de Noorse geschiedenis.
Deze man, een terrorist,
blies een aantal overheidsgebouwen op,
op wandelafstand hiervandaan
in Oslo, Noorwegen.
Daarna reed hij naar het eiland Utøya
en beschoot een groep kinderen.
Bijna 80 mensen stierven die dag.
Veel mensen beschrijven deze terreurdaad
als zijnde twee stappen:
die gebouwen opblazen
en die kinderen doodschieten.
Dat is niet waar.
Er waren drie stappen.
Hij blies die gebouwen op,
beschoot die kinderen,
en ging zitten wachten
tot de wereld hem googelde.
Hij had al die drie stappen
even goed voorbereid.
Er was iemand die dat
onmiddellijk begreep.
Dat was een Zweedse webontwikkelaar,
een zoekmachine-optimalisatie-expert
in Stockholm, genaamd Nikke Lindqvist.
Hij is ook erg politiek ingesteld
en hij was onmiddelijk op sociale media,
op zijn blog en Facebook,
en hij vertelde iedereen:
"Als er iets is dat die man nu wil,
dan is dat zijn imago controleren.
Laten we eens kijken
of we dat kunnen verstoren.
Laten we kijken of de beschaafde wereld
kan protesteren tegen wat hij deed
door hem te beledigen
in de zoekresultaten."
Hoe?
Hij vertelde al zijn lezers het volgende:
"Ga op het internet,
zoek foto's van hondenpoep op de stoep,
zoek foto's van hondenpoep op de stoep,
publiceer die in jullie feed,
op jullie websites en op jullie blogs.
Vergeet niet de naam van de terrorist
in het bijschrift te noemen,
en noem het bestand 'Breivik.jpeg'.
Laten we Google leren dat dat
het gezicht is van de terrorist."
En het werkte.
Twee jaar na de campagne
tegen Michelle Obama,
werke deze manipulatiecampagne
tegen Anders Behring Breivik.
Als je na de gebeurtenissen van 22 juli
op Google naar zijn afbeelding zocht,
dan zag je die foto van hondenpoep
hoog in de zoekresultaten,
als een klein protest.
Vreemd genoeg,
kwam Google deze keer niet tussenbeide.
Ze grepen niet in om de resulaten
manueel bij te werken.
Dus de vraag van één miljoen:
is er iets verschillend
tussen deze twee gebeurtenissen?
Is er een verschil tussen
wat er gebeurde met Michelle Obama
en wat er gebeurde
met Anders Behring Breivik?
Natuurlijk niet.
Het is exact hetzelfde.
Toch greep Google in het ene geval in
en niet in het andere.
Waarom?
Omdat Michelle Obama
een eerbaar persoon is, daarom,
en Anders Behring Breivik
is een verwerpelijk persoon.
Zie je wat daar gebeurt?
Er is een evaluatie van de persoon
en er is maar één machthebber ter wereld
met de autoriteit om te zeggen wie wie is.
"We mogen jou, we mogen jou niet.
Wij geloven in jou,
we geloven niet in jou.
Jij hebt gelijk, jij hebt ongelijk.
Jij bent Obama en jij bent Breivik."
Dat is pure macht.
Ik vraag je te onthouden
dat achter elk algoritme
een persoon schuilt,
een persoon met eigen waarden
die geen code ooit kan uitsluiten.
Mijn boodschap is
-- niet alleen aan Google --
maar aan alle mensen op de wereld
die vertrouwen op codes.
Je moet je eigen subjectiviteit
in kaart hebben.
Je moet begrijpen dat je menselijk bent
en verantwoordelijkheid nemen naargelang.
Ik zeg dat omdat ik geloof
dat we op het punt gekomen zijn
waarop het absoluut nodig is
dat we de band verstevigen tussen
de menswetenschappen en de technologie.
Steviger dan ooit.
En om ons er op zijn minst
aan te herinneren
dat het verleidelijke idee
van een objectief, schoon zoekresultaat
een mythe is en wellicht zal blijven.
Bedankt voor je tijd.
(Applaus)