Vandaag wil ik het hebben over
hoe wij over liefde praten.
En met name,
over wat er mankeert aan
hoe we over liefde praten.
We worden bijna allemaal
wel een paar keer verliefd
tijdens ons leven
en in het Engels gebruiken we
de metafoor 'vallen'
als voornaamste manier
om die ervaring te beschrijven.
Ik weet niet hoe jij dat ziet,
maar het beeld dat ik daar bij heb
is zo'n striptekening --
er loopt een man op de stoep,
hij ziet de open rioolput niet
en vervolgens duikelt hij in het riool.
Ik heb dat beeld erbij, omdat vallen
niet hetzelfde is als springen.
Vallen gebeurt per ongeluk,
je hebt er geen controle over.
Het overkomt ons zonder
dat we ermee hebben ingestemd.
En dit --
dit is hoe we ons meestal uitdrukken
als we praten over een nieuwe relatie.
Ik ben schrijfster en docent Engels,
dus over woorden nadenken is mijn werk.
Ik word eigenlijk betaald om aan te tonen
dat ons taalgebruik belangrijk is
en ik ben van mening dat veel
van de metaforen die we gebruiken
om over de liefde te praten,
misschien zelfs wel de meeste,
problematisch zijn.
In de liefde 'vallen we' voor iemand.
We zijn 'geslagen' (struck).
We zijn 'verpletterd' (crushed).
We 'vallen in zwijm' (swoon).
We zijn door passie verteerd.
De liefde maakt ons 'gek'
en maakt ons 'ziek'.
Ons hart doet pijn
en breekt vervolgens.
De Engelse metaforen vergelijken
de ervaring van iemand liefhebben
dus met extreem geweld en ziekte.
(Gelach)
Echt waar.
En ze zetten ons neer als slachtoffers
van onvoorziene en compleet
onvermijdelijke omstandigheden.
Mijn favoriet is 'getroffen' (smitten),
de verleden tijd van het
werkwoord 'smite' (treffen).
Zoek je dit woord op in het woordenboek,
(Gelach)
dan zie je dat het zowel
'smartelijke aandoening'
als 'heel verliefd zijn' kan betekenen.
Ik associeer het woord 'smite'
met een hele specifieke context,
namelijk het Oude Testament.
Alleen al in het boek Exodus
komt het zestien keer voor.
In de Bijbel beschrijft dit woord
de wraak van de boze God.
(Gelach)
We beschrijven de liefde
dus met hetzelfde woord
als waarmee we over
een sprinkhanenplaag praten.
(Gelach)
Toch?
Maar waarom?
Hoe komt het dat we liefde zijn gaan
associëren met hevige pijn en lijden?
En waarom praten we over
deze ogenschijnlijk goede ervaring
alsof we slachtoffers zijn?
Dit zijn moeilijke vragen,
maar ik heb een paar theorieën.
Ik zal er iets dieper op ingaan
aan de hand van één specifieke metafoor,
namelijk het idee van liefde als waanzin.
Toen ik begon met mijn onderzoek
naar romantische liefde,
vond ik overal die metafoor van waanzin.
De westerse cultuurgeschiedenis
staat bol van taal die de liefde
gelijkstelt aan psychische aandoeningen.
Ik geef een paar voorbeelden.
William Shakespeare:
'Liefde is niet meer dan waanzin',
uit 'Naar het u bevalt'.
Friedrich Nietzsche:
'Er zit altijd wat waanzin in de liefde.'
'Got me looking, got me looking
so crazy in love --'
(Gelach)
van de beroemde filosoof
Beyoncé Knowles.
(Gelach)
Ik werd voor het eerst verliefd
toen ik twintig was
en dat was een stormachtige relatie,
van het begin af aan.
De eerste jaren was het
een langeafstandsrelatie,
wat zorgde voor hele hoge pieken
en hele diepe dalen.
Ik herinner me een heel specifiek moment.
Ik zat op een bed in een jeugdherberg
in Zuid-Amerika
en keek hoe de persoon
van wie ik hield de deur uit liep.
Het was laat,
bijna middernacht,
we hadden ruzie gehad tijdens het eten
en toen we op onze kamer kwamen,
gooide hij zijn spullen in zijn tas
en ging ervandoor.
Ik weet niet meer waar de ruzie over ging,
maar ik weet nog precies hoe ik me voelde
toen ik hem zag vertrekken.
Ik was 22, ik was voor het eerst
in een ontwikkelingsland
en ik was helemaal alleen.
Mijn terugvlucht was pas een week later,
ik wist de naam van de stad waar ik was
en de naam van de stad waar ik naartoe
moest om naar huis te vliegen,
maar ik had geen flauw idee
hoe ik van A naar B kon komen.
Ik had geen reisgids en bijna geen geld
en ik sprak geen Spaans.
Een avontuurlijkere persoon
had dit misschien beschouwd
als een mooie kans,
maar ik verstijfde compleet.
Ik zat daar maar wat.
En toen barstte ik in tranen uit.
Maar ondanks die paniek
zei een klein stemmetje in mijn hoofd:
"Wauw. Dat was dramatisch.
Ik geloof dat ik best wel
goed ben in liefde."
(Gelach)
Een deel van mij wilde zich namelijk
ellendig voelen door de liefde.
Het klinkt nu wel raar,
maar toen ik 22 was,
verlangde ik echt
naar dramatische ervaringen
en op dat moment was ik irrationeel
en woedend en helemaal kapot
en gek genoeg,
dacht ik dat ik dat dit mijn gevoelens
voor die jongen bekrachtigde.
Op zekere hoogte wilde ik denk ik
een beetje gestoord zijn,
want ik dacht dat dat
bij de liefde hoorde.
Dat is ook niet zo vreemd,
als je weet dat er volgens Wikipedia
acht films,
veertien liedjes,
twee albums en een roman zijn
met de titel 'Crazy Love'.
Na een half uur
kwam hij terug naar onze kamer.
We maakten het goed.
We brachten nog één
grotendeels fijne week samen door.
En toen ik thuiskwam dacht ik:
dat was zo vreselijk en zo geweldig,
dat moet wel echte liefde zijn.
Ik dacht dus dat mijn eerste liefde
als waanzin zou zijn
en die verwachting werd natuurlijk
behoorlijk goed ingelost.
Maar om zo van iemand te houden,
alsof mijn welzijn volledig afhing van
of hij ook van mij hield,
was niet zo goed voor mij
en ook niet voor hem.
Ik denk dat dit soort ervaringen
niet ongewoon zijn.
Bijna iedereen is een beetje gestoord
aan het begin van een romantische liefde.
Er is zelfs onderzoek waaruit blijkt
dat dit redelijk normaal is
want neurochemisch gezien
zijn romantische liefde en
psychische aandoeningen
moeilijk uit elkaar te houden.
Echt waar.
In dit onderzoek uit 1999 werd
op basis van bloedonderzoek
aangetoond dat de hoeveelheid
serotonine van verliefde mensen
vergelijkbaar is met
de hoeveelheid serotonine
van mensen met een dwangstoornis.
(Gelach)
En lage hoeveelheden serotonine
worden ook geassocieerd
met winterdepressie
en depressiviteit.
Er is dus wel bewijs
voor een verband tussen verliefdheid
en veranderingen in stemming en gedrag.
En er zijn meer onderzoeken die bevestigen
dat de meeste relaties
op deze manier beginnen.
Onderzoekers denken
dat de lage hoeveelheid serotonine
te maken heeft met het obsessief denken
aan de persoon op wie je verliefd bent;
een beetje alsof iemand
in je hersenen is komen wonen.
Bijna iedereen voelt zich zo
als hij verliefd wordt.
Gelukkig duurt het meestal niet zo lang --
meestal rond een paar maanden
tot een paar jaar.
Toen ik terugkwam
van mijn reis in Zuid-Amerika
zat ik vaak alleen op mijn kamer
mijn e-mail te checken,
wanhopig wachtend
op een bericht van mijn geliefde.
Ik besloot ook dat als mijn vrienden
mijn lijden niet konden begrijpen,
ik net zo goed zonder hen kon.
Dus de meesten zag ik niet meer.
Dat was waarschijnlijk
het ergste jaar van mijn leven.
Maar ik dacht dat het mijn taak was
om me ellendig te voelen,
want als ik me ellendig voelde,
bewees dat hoeveel ik van hem hield.
En als ik dat kon bewijzen,
zouden we uiteindelijk wel
weer bij elkaar komen.
Dit is het echte probleem,
want er is geen kosmische wet
die zegt dat hevig lijden
leidt tot een grote beloning,
maar we praten over liefde
alsof dat wel zo is.
Onze ervaringen met liefde
zijn zowel biologisch als cultureel.
De biologie vertelt ons dat liefde goed is
door het beloningscircuit
in onze hersenen te activeren
en het vertelt ons dat liefde pijn doet
als na een ruzie of of als het uit gaat,
die neurochemische beloning wegvalt.
Eigenlijk -- misschien wist je dat al --
neurochemisch gezien,
is uit elkaar gaan vergelijkbaar
met het afkicken van cocaïne,
wel een geruststellende gedachte.
(Gelach)
En in onze cultuur gebruiken we taal
die deze ideeën over liefde
vorm geeft en bevestigt.
In dit geval hebben we het over
metaforen voor pijn
en verslaving en waanzin.
Een interessante vicieuze cirkel.
Liefde is krachtig en soms pijnlijk
en dat komt tot uiting in onze
woorden en verhalen,
maar vervolgens scheppen onze
woorden en verhalen de verwachting
dat liefde krachtig en pijnlijk is.
Wat ik ook interessant vind
is dat dat allemaal plaatsvindt
in een cultuur waarin
levenslange monogamie de norm is.
Het lijkt wel alsof we het allebei willen:
we willen dat liefde voelt als waanzin
en dat het levenslang in stand blijft.
Dat klinkt vreselijk.
(Gelach)
Om dit op te lossen
moeten we óf onze cultuur veranderen,
óf onze verwachtingen bijstellen.
Stel je voor dat we allemaal
minder passief waren in de liefde.
Als we nou eens assertiever, ruimdenkender
en ruimhartiger zouden zijn
en in plaats van 'fall in love'
(in de liefde 'vallen')
zouden zeggen 'step into love'
(in de liefde 'stappen').
Ik weet dat dit heel moeilijk is,
maar ik ben niet de eerste
die met dit voorstel komt.
In het boek 'Leven in metaforen'
van Mark Johnson en George Lakoff
staat een interessante oplossing
voor dit dilemma,
namelijk dat we onze metaforen veranderen.
Zij zeggen dat metaforen echt
bepalend zijn voor hoe we de wereld zien
en dat ze zelfs invloed hebben
op onze keuzes voor de toekomst,
als een soort zelfvervullende
voorspelling.
Johnson en Lakoff opperen
een nieuwe metafoor voor liefde:
liefde als een gezamenlijk kunstwerk.
Dat vind ik echt een goede
manier om naar de liefde te kijken.
Taalkundigen zeggen dat metaforen
bepaalde gevolgen hebben
die voortkomen uit de implicaties
of ideeën die in een bepaalde
metafoor besloten liggen.
Johnson en Lakoff hebben het
over alle aspecten
van het gezamenlijk
werken aan een kunstwerk:
inspanning, compromis,
geduld, gezamenlijke doelen.
Dat zijn dingen die goed passen
in onze cultuur
van langdurige romantische relaties,
terwijl ze ook goed passen
bij andere soorten relaties --
kortstondige, losse, polyamoreuze,
niet-monogame, aseksuele --
want deze metafoor voegt veel rijkere
ideeën toe aan 'van iemand houden'.
Als liefde een gezamenlijk kunstwerk is,
dan is liefde een esthetische ervaring.
Liefde is onberekenbaar,
liefde is creatief,
voor liefde heb je communicatie
en discipline nodig,
het is frustrerend en emotioneel zwaar.
Liefde bestaat uit zowel vreugde als pijn.
Uiteindelijk is iedere liefde anders.
Vroeger kwam het niet bij me op
dat ik meer van de liefde mocht vragen,
dat ik niet altijd genoegen
hoefde te nemen met wat de liefde gaf.
Als de 14-jarige Julia voor het eerst --
als de 14-jarige Julia
niet bij haar Romeo kan zijn,
die ze vier dagen eerder had ontmoet,
is ze niet teleurgesteld of angstig.
Ze wil dood.
Toch?
En vergeet niet,
op dit punt in het toneelstuk,
akte drie van vijf,
is Romeo niet dood.
Hij leeft,
hij is gezond,
maar hij is uit de stad verbannen.
Ik weet dat het 16e-eeuwse Verona
niet het hedendaagse Noord-Amerika is,
maar toen ik dit toneelstuk
voor het eerst las
toen ik zelf 14 was,
begreep ik het lijden van Julia volledig.
Liefde herdefiniëren als iets wat ik zelf
mag creëren met iemand die ik bewonder,
in plaats van iets wat me overkomt
zonder mijn controle of toestemming,
brengt empowerment.
Het blijft moeilijk.
Liefde voelt soms nog steeds
compleet gestoord en verpletterend
en als ik gefrustreerd raak,
moet ik mezelf er ook aan herinneren:
mijn taak in deze relatie
is met mijn partner praten
over wat ik samen wil maken.
Dat is ook niet eenvoudig.
Maar het is veel beter
dan het alternatief,
dat slechts bestaat uit waanzin.
Als je liefde zo beschouwt,
gaat het niet over
het winnen of verliezen van affectie.
In plaats daarvan vergt het
dat je je partner vertrouwt
en dat je erover praat
als dat vertrouwen moeizaam is.
Het klinkt eenvoudig,
maar in werkelijkheid is dat
behoorlijk revolutionair en radicaal.
Het zorgt er namelijk voor
dat je ophoudt met aan jezelf denken
en wat jij uit je relatie haalt
of er voor op moet geven,
en dat je begint met nadenken
over wat je zelf te bieden hebt.
Als je liefde zo beschouwt,
kan je dingen zeggen als:
"We werken niet zo goed samen.
Misschien is dit niks voor ons."
Of: "Die relatie duurde korter dan ik wou,
maar het was wel een mooie tijd."
Het mooie van een gezamenlijk kunstwerk
is dat het zichzelf niet schildert,
tekent of uithouwt.
Als je liefde zo beschouwt,
bepaal je zelf hoe ze eruit ziet.
Bedankt.
(Applaus)