Ik heb een tijdje geleden een experiment gedaan. Ik zou een jaar lang ja zeggen tegen alles waar ik bang voor was. Alles wat me nerveus maakte, waar ik me ongemakkelijk bij voelde: ik moest er ja tegen zeggen. Wilde ik praten in het openbaar? Nee, maar ja. Wilde ik live op de televisie? Nee, maar ja. Wilde ik proberen te acteren? Nee, nee, nee, maar ja, ja, ja. Er gebeurde iets heel geks: door te doen waar ik bang voor was, verdween de angst, was ik er niet meer bang voor. Mijn angst om te spreken, mijn sociale angst: poefff, weg. Ongelooflijk, die kracht van één woord. 'Ja' heeft mijn leven veranderd. 'Ja' heeft mij veranderd. Maar er was één 'ja' in het bijzonder dat mijn leven grondig heeft veranderd, onvoorstelbaar heeft veranderd. Het begon met een vraag van mijn peuter. Ik heb drie ongelooflijke dochters: Harper, Beckett en Emerson. Emerson is een peuter die iedereen om de een of andere reden 'lieverd' noemt, alsof ze een Texaanse serveerster is. (Gelach) "Zeg lieverd, ik heb melk nodig voor in mijn tuitbeker." (Gelach) De Texaanse serveerster vroeg me op een avond om met haar te spelen, terwijl ik ergens heen moest, en ik zei: "Ja." Dat 'ja' was het begin van een nieuwe leefstijl voor mijn gezin. Ik zwoer dat vanaf dat moment, als mijn kinderen me vroegen om met ze te spelen, ongeacht wat ik moest doen of waar ik heen moest, ik iedere keer ja zou zeggen. Bijna. Ik mis er wel eens een, maar ik doe mijn best. Het heeft een wonderbaarlijk effect op me, op mijn kinderen, op ons gezin. Maar het had ook een indrukwekkend neveneffect dat ik kort geleden pas goed begreep. Toen begreep ik pas dat ja zeggen tegen met mijn kinderen spelen waarschijnlijk mijn carrière had gered. De meeste mensen zouden zeggen dat ik een droombaan heb. Ik ben schrijfster. Ik verzin dingen. Mijn werk is fantaseren. Droombaan. Nee. Ik ben een titan. Droombaan. Ik maak televisie. Ik ben uitvoerend producent. Ik maak televisie, heel veel televisie. Dit tv-seizoen ben ik op de een of andere manier verantwoordelijk voor het maken van 70 uur televisie. Vier tv-programma's, 70 uur tv -- (Applaus) drie of vier series tegelijk in productie. Elk programma genereert honderden nieuwe banen. Het budget per televisie-aflevering is drie tot zes miljoen dollar; laten we zeggen vijf. Elke negen dagen een nieuwe aflevering voor vier series, dus elke negen dagen 20 miljoen dollar televisie. Vier programma's, 70 uur tv, drie of vier series tegelijk in productie, altijd 16 afleveringen in de maak: 24 afleveringen van 'Grey's', 21 van 'Scandal', 15 van 'How To Get Away With Murder', 10 van 'The Catch', dat is 70 uur tv, dat is 350 miljoen dollar per seizoen. In Amerika worden mijn tv-series op donderdagavond achter elkaar uitgezonden. Mijn series worden uitgezonden in 256 landen in 67 talen voor 30 miljoen kijkers. Ik heb een mondiale geest. 45 van die 70 uur tv zijn series die ik zelf heb geschreven, niet alleen geproduceerd. Dus daar nog bovenop moet ik tijd en rust maken voor het creatieve proces, om bij het kampvuur mijn fans mijn verhalen te vertellen. Vier tv-programma's, 70 uur tv, drie of vier series tegelijk in productie, 350 miljoen dollar, kampvuren over de hele wereld. Wie doet dat nog meer? Niemand, daarom ben ik een titan. Droombaan. (Applaus) Ik zeg dit niet om indruk te maken, maar omdat ik weet wat mensen denken als ze het woord 'schrijfster' horen. Ik zeg dit zodat iedereen die zo hard werkt, of je nou een bedrijf runt of een land of een klas of een winkel of een huishouden, me serieus neemt als ik het over werken heb, zodat je begrijpt dat ik niet de hele dag zit te dromen en te typen, zodat je naar me luistert als ik zeg dat ik begrijp dat een droombaan niet gaat over dromen. Het is een echte baan, echt werk, echt bloed, echt zweet, geen tranen. Ik werk veel, erg hard en ik hou ervan. Als ik hard werk, ga ik er helemaal in op en bestaat er niets anders. Mijn werk is voor mij altijd een wereld creëren uit het niets. Het is de troepen bemannen. Het is het canvas beschilderen. Het is iedere hoge noot raken. Het is een marathon lopen. Het is Beyoncé zijn. Het is al die dingen, maar dan allemaal tegelijk. Ik hou van werken. Het is creatief en mechanisch en slopend en opwindend en belachelijk en storend en klinisch en moederlijk en wreed en doordacht, en wat het zo heerlijk maakt is de 'zoem'. Er gaat een soort knop om in mij als het werk begint te lopen. Ik krijg die zoem in mijn hoofd en hij zwelt aan en zwelt aan en die zoem klinkt als de snelweg en ik kan wel blijven gaan. Als ik die zoem probeer uit te leggen, denken veel mensen dat ik het over het schrijven heb, dat het schrijven zo leuk is. En dat is het natuurlijk ook wel. Maar die zoem -- Pas toen ik tv begon te maken, toen ik begon te werken, werken en maken en bouwen en creëren en samenwerken, kreeg ik er voor het eerst mee te maken: die opwinding, die drang, die zoem. De zoem is meer dan schrijven. De zoem is actie en activiteit. De zoem is een drug. De zoem is muziek. De zoem is licht en lucht. De zoem is God die zo in mijn oor fluistert. Wanneer je zo'n zoem hebt, kun je niet anders dan mikken op het hoogste. Dat gevoel... Je moet en je zult het beste eruit halen. Dat is de zoem. Of misschien is het de workaholic. (Gelach) Misschien is het genialiteit. Of gewoon ego. Of faalangst. Ik weet het niet. Ik weet wel dat ik niet ben gemaakt om te falen en dat ik gek ben op die zoem. Ik weet dat ik wil vertellen dat ik een titan ben en ik weet dat ik daar niet aan wil twijfelen. Nu kom ik bij mijn punt: hoe succesvoller ik word, hoe meer tv-series, hoe meer afleveringen, hoe meer grenzen verlegd, des te meer werk er nog wacht, des te meer ballen in de lucht, des te meer ogen op mij, des te meer er teruggekeken wordt, des te hoger de verwachtingen zijn. Hoe meer ik aan mijn succes werk, des te harder ik moet werken. Wat zei ik ook alweer over werk? Ik hou ervan, toch? De wereld die ik bouw, de marathon die ik loop de troepen, het canvas, de hoge noot, de zoem, de zoem, de zoem. Ik hou van die zoem, ik ben er gek op. Ik heb die zoem nodig, ik ben die zoem. Ben ik dan alleen maar die zoem? En toen stopte de zoem. Overwerkt, overbelast, kapot, opgebrand. De zoem stopte. Mijn drie dochters zijn gewend aan het gegeven dat hun moeder een werkende, alleenstaande titan is. Harper zegt altijd: "Mijn moeder is er niet, sms de oppas maar." En Emerson zegt: "Zeg lieverd, ik wil naar ShondaLand." Kinderen van een titan. Het zijn baby-titans. Ze waren 12, 3 en 1 toen de zoem stopte. De motor zoemde niet meer. Het deed me niets meer. Hij wou niet meer starten. De zoem kwam niet terug. Mijn zoem was kapot. Ik deed nog steeds dezelfde dingen, hetzelfde titanenwerk: 15 uur per dag, ook in het weekend, geen spijt, nooit overgeven, een titan slaapt nooit, geeft nooit op, vastbijten, doorzetten, bla bla bla, noem maar op. Maar geen zoem. Het bleef stil in mij. Vier tv-programma's, 70 uur tv, drie of vier series tegelijk in productie. Vier tv-programma's, 70 uur tv, drie of vier series tegelijk in productie. Ik was de perfecte titan. Ik was een titan waar je mee thuis kon komen. Het waren nog dezelfde kleuren, maar ik had er geen plezier meer in. En het was mijn leven. Ik deed niets anders. Ik was de zoem en de zoem was mij. Dus wat doe je als het werk waar je van houdt naar stof begint te smaken? Er zijn vast mensen die denken: "Zeur niet zo, stomme titan-schrijfster." (Gelach) Maar we weten allemaal dat als je maakt, als je werkt, als je houdt van je werk, als leraar, als bankier, als moeder, als schilder, als Bill Gates, of als je gewoon van een ander houdt en dat je die zoem geeft, als je die zoem kent, als je weet hoe hij voelt, als je bij de zoem geweest bent, als hij dan stopt: wie ben je dan? Wat ben je dan? Wat ben ik? Ben ik nog een titan? Als de muziek in mijn hart stopt: overleef ik die stilte? Dan stelt mijn Texaanse peuterserveerster me een vraag. Ik wil net gaan, ben al laat, en ze zegt: "Mama, zullen we spelen?" Ik zeg al bijna nee wanneer ik me twee dingen realiseer. Ten eerste hoor ik overal ja op te zeggen en ten tweede noemde ze me geen 'lieverd'. Ze noemt niet iedereen 'lieverd' meer. Sinds wanneer? Het gaat aan me voorbij omdat ik rouw over mijn zoem terwijl ze zo voor mijn ogen verandert. Dus ze zegt: "Mama, zullen we spelen?" Ik zeg: "Ja." Niets bijzonders. We spelen en haar zussen doen ook mee. Er wordt veel gelachen en ik draag iets voor uit het boek 'Everybody Poops'. Niets bijzonders. (Gelach) En toch is er iets bijzonders, want in mijn pijn en mijn paniek, in die radeloze zoemloosheid, kan ik alleen maar aandachtig zijn. Ik ben geconcentreerd. Roerloos. De wereld die ik bouw, de marathon die ik loop, de troepen, het canvas, de hoge noot: het bestaat niet. Alleen plakkerige vingers, natte zoenen, kinderstemmen en kleurpotloden en dat liedje over loslaten, wat dat meisje uit Frozen dan ook los moge laten. (Gelach) Een en al rust en eenvoud. De lucht is hier zo uitzonderlijk dat ik bijna niet kan ademen. Ik geloof haast niet dat ik adem. Spel is het tegenovergestelde van werk. Ik voel me gelukkig. Iets in mij ontspant zich. In mijn hersenen klapt een luikje open; ik krijg een stoot energie. Het is niet onmiddellijk, maar het gebeurt. Ik voel het. Er zoemt weer iets. Nog niet sterk, het is nog heel dun, ik moet heel goed luisteren, amper hoorbaar, maar het is er. Niet dé zoem, maar een zoem. Het voelt alsof ik nu een geheim toverwoord ken. Laat ik het niet groter maken dan het is. Het is gewoon liefde. Dat is alles. Geen magie. Geen geheim. Gewoon liefde. We waren het gewoon vergeten. De zoem, de werkzoem, de zoem van de titan, het is maar surrogaat. Als ik jullie zou vragen wie ik ben, als ik jullie zou vertellen wie ik ben en ik zou dat doen aan de hand van tv-series en uren tv en hoe ongelooflijk mondiaal mijn geest is, dan ben ik vergeten wat de echte zoem is. De zoem is geen macht en hij is niet werk-specifiek. De zoem is geluk-specifiek. De echte zoem is liefde-specifiek. De zoem is de elektriciteit die komt van de opwinding van het leven. De echte zoem is vertrouwen en rust. De echte zoem maalt niet om andermans oordeel, of van de ballen in de lucht, de verwachting, de druk. De echte zoem is enkelvoudig en origineel. De echte zoem is God die in mijn oor fluistert, al fluisterde God misschien de verkeerde woorden, want welke God vertelde me dat ik een titan was? Het is gewoon liefde. We zouden allemaal wat meer liefde kunnen gebruiken, veel meer liefde. Iedere keer dat mijn kind vraagt om te spelen zal ik ja zeggen. Ik maak daar een vaste regel van, want daarmee sta ik mezelf toe me te bevrijden van de schuld van de workaholic. Het is een regel, dus ik heb geen keus, en ik heb geen keus als ik de zoem wil voelen. Ik wilde dat het zo gemakkelijk was, maar ik kan niet zo goed spelen. Ik vind het niet leuk. Ik vind het niet zo aantrekkelijk als dat ik werken vind. De waarheid is heel vernederend om onder ogen te zien. Ik speel niet graag. Ik werk altijd omdat ik dat leuk vind. Ik werk liever dan dat ik thuis ben. Het is heel moeilijk om dat onder ogen te zien, want wie werkt er nu liever dan dat hij thuis is? Ik dus. Laten we eerlijk zijn, ik noem mezelf een titan. Daar moet ik naar laten kijken. (Gelach) En niet omdat ik te ontspannen ben. (Gelach) We rennen door de tuin, op en neer, op en neer. We hebben dansfeestjes van 30 seconden. We zingen liedjes, we spelen met ballen. Ik blaas bellen en zij prikken ze door. Ik voel me stijf en ongemakkelijk en ik raak er van in de war. Ik hunker altijd naar mijn telefoon. Maar het geeft niet. Mijn kleine mensjes doen voor hoe ik moet leven en ik voel die universele zoem. Ik speel en ik speel tot ik me begin af te vragen waarom we daar zowiezo ooit mee zijn gestopt. Jullie kunnen het ook: iedere keer ja zeggen als je kinderen vragen om te spelen. Of denk je dat ik een idioot ben in diamanten schoenen? Je hebt gelijk, maar dan nog kun je het doen. Je hebt tijd. Waarom? Je bent Rihanna niet en ook geen Muppet. Je kind vindt jou echt niet zo interessant. (Gelach) Het kost maar 15 minuten. Mijn kinderen van twee en vier willen maar een minuut of 15 met me spelen, dan willen ze alweer iets anders doen. Het zijn 15 opmerkelijke minuten, maar het zijn 15 minuten. Als ik geen lieveheersbeestje of snoep ben, verdwijn ik uit beeld na 15 minuten. (Gelach) En die van 13, als ik een 13-jarige 15 minuten met me kan laten praten, ben ik Ouder van het Jaar. (Gelach) 15 minuten is genoeg. Ik kan zelfs op mijn drukste dag echt wel 15 ongestoorde minuten missen. Ongestoord is het sleutelwoord. Geen telefoon, geen was, geen niks. Je hebt het druk, er moet eten op tafel komen. Je moet ze het bad in slepen, maar die 15 minuten kun je missen. Mijn kinderen zijn mijn geluksplek, ze zijn mijn wereld, maar het hoeven niet je kinderen te zijn die je zoem voeden, de plek waar het leven die positieve balans heeft. Het gaat niet over spelen met je kinderen, het gaat over geluk. Het gaat over spelen in zijn algemeenheid. Gun jezelf die 15 minuten. Vind uit wat voor jou werkt. Vind het uit en ga daar spelen. Ik ben er helemaal niet zo goed in. Het gaat net zo vaak mis als goed, vrienden ontmoeten, boeken lezen, naar de hemel staren. 'Wil je spelen?' wordt steno voor mezelf iets gunnen op een manier die ik had opgegeven toen ik mijn eerste tv-serie kreeg, ongeveer toen ik titan-in-opleiding werd, in de tijd dat ik om een bepaalde reden de strijd met mezelf aanging. 15 minuten? Wat is er mis mee als ik mezelf 15 minuten de volle aandacht geef? Niets, zo blijkt. Niet werken maakte het mogelijk voor de zoem om terug te keren, alsof de zoems motor pas kon bijtanken als ik er niet was. Werk werkt niet zonder spelen. Het duurt even, maar na een paar maanden gaan op een dag de sluisdeuren open en er is een vloedgolf. En ik sta opeens in mijn kantoor vol van een ongekende melodie voluit swingend in me en om me heen, mijn hoofd wemelend van de ideeën. Ik kan zo de weg op zoemen en gaan en blijven gaan en ik hou weer van mijn werk. Maar nu vind ik die zoem wel leuk, maar ik aanbid hem niet meer. Ik heb die zoem niet nodig. Ik ben die zoem niet. Die zoem is mij niet. Niet meer. Ik ben bellenblaas en plakkerige vingers en etentjes met vrienden. Ik ben díe zoem. De zoem van het leven. De zoem van de liefde. De zoem van het werk is nog wel een deel van me, maar niet alles meer, en daar ben ik zo dankbaar voor. Een titan zijn zegt me niets, want ik heb nog nooit een titan verstoppertje zien spelen. Ik heb ja gezegd tegen minder werk en meer spelen, en toch draait alles nog. Mijn geest is nog steeds mondiaal, mijn kampvuren branden nog steeds. Hoe meer ik speel, hoe gelukkiger ik ben, hoe gelukkiger mijn kinderen zijn. Hoe meer ik speel, hoe meer ik me een goede moeder voel. Hoe meer ik speel, hoe vrijer mijn geest wordt. Hoe meer ik speel, hoe beter ik werk. Hoe meer ik speel, hoe meer ik die zoem voel, de wereld die ik bouw, de marathon die ik loop, de troepen, het canvas, de hoge noot, de zoem, de zoem, de andere zoem, de echte zoem, de zoem van het leven. Hoe meer ik die zoem voel, des te meer deze vreemde, trillende, ontpopte, rare, gloednieuwe, levende niet-titan aanvoelt als mezelf. Hoe meer ik die zoem voel, hoe beter ik weet wie ik ben. Ik ben schrijfster, ik verzin dingen, ik fantaseer. Die kant van het werk, dat is de droom. Dat is de droom van de baan. Want een droombaan hoort een beetje dromerig te zijn. Ik heb ja gezegd tegen minder werk en meer spelen. Titans hoeven niet te reageren. Zullen we spelen? Dankjewel. (Applaus)