Lang geleden was er eens een Reus,
een Zelfzuchtige Reus, en zijn prachtige
tuin was de mooiste van het hele land.
Op een avond kwam de Reus thuis
en hij vond allemaal
spelende kinderen in zijn tuin.
Hij werd woedend.
"Mijn tuin is van mij!"
zei de Reus.
En hij bouwde er een hoge muur omheen.
Oscar Wilde schreef het verhaal
van 'De Zelfzuchtige Reus' in 1888.
Bijna honderd jaar later verhuisde
die Reus naar mijn jeugd in Brooklyn
om nooit meer weg te gaan.
Ik groeide op in een gelovig gezin
en ik las in mijn jeugd
zowel de bijbel als de koran.
Ik bracht meer tijd door met het lezen
van religieuze en recreatieve boeken
dan met televisiekijken.
Altijd kon je mijn broers en zussen en mij
wel ergens in ons huis
vinden met een boek,
soms balend,
omdat in New York City 's zomers
de brandkraan in het rond spoot,
en we jaloers naar onze vrienden
luisterden daar beneden
spelend in het gutsende water,
terwijl hun gejoel door onze
openstaande ramen te horen was.
Maar ik merkte dat hoe dieper
ik opging in mijn boeken
en hoe meer tijd ik nam voor elke zin,
hoe minder ik het lawaai
van de buitenwereld hoorde.
En terwijl mijn familieleden
door de boeken heen raceten,
las ik langzaam --
heel erg langzaam.
Ik was dat kind dat met haar vinger
langs de woorden gleed,
totdat me dat werd afgeleerd:
"Grote kinderen doen het zonder vinger."
In groep vijf moesten we onze handen
gevouwen op het bureau houden
en we mochten ze alleen gebruiken
om de bladzijde om te slaan.
De onderwijzer wilde niet wreed zijn.
Het waren de jaren 70
en ze wilde dat we niet alleen
op groepsniveau konden lezen,
maar ver daarboven.
We werden altijd aangemoedigd
om sneller te lezen.
Maar in de stilte van mijn eigen huis,
waar de lerares me niet kon zien,
liet ik mijn vinger
langs de woorden glijden.
En die Zelfzuchtige Reus
vertelde zijn verhaal nog een keer,
hoe verraden hij zich had gevoeld
door de kinderen die zijn tuin inglipten,
hoe hij die hoge muur had gebouwd.
En het hield de kinderen inderdaad buiten,
maar toen kwam de donkere winter
en die bleef maar duren.
Elke keer dat ik het herlas,
ontdekte ik iets nieuws,
over de harde straatstenen
waarop de kinderen nu moesten spelen
toen ze uit de tuin waren weggestuurd,
over de vriendelijke kleine jongen
die op een dag verscheen
en zelfs over de Reus zelf.
Misschien waren zijn woorden
helemaal niet zo kwaad bedoeld.
Misschien vroeg hij
alleen een beetje medeleven,
een beetje begrip.
"Mijn tuin is van mij."
Jaren later ontdekte ik
de schrijver John Gardner,
die dit de 'fictionele droom' noemde,
of de 'ononderbroken droom'.
Ik realiseerde me
dat ik me hier ín het boek bevond,
in het gezelschap van de personages
in de wereld die de auteur had gecreëerd
en waarin hij me had uitgenodigd.
Als kind wist ik al dat je van verhalen
langzaam moest genieten,
dat verhalen traag wílden zijn
en dat er ergens een auteur maanden
of misschien wel jaren over had gedaan.
Aan mij de taak, als lezer --
vooral omdat deze lezer
ooit zelf schrijver wilde worden --
om dat verhaal te respecteren.
Lang voordat kabeltelevisie bestond,
of internet, of zelfs de telefoon,
deelden mensen ideeën, informatie
en herinneringen met verhalen.
Het is één van de oudste vormen
van verbindingstechnologie.
Het was het verhaal
dat er stroomafwaarts iets was
dat de Egyptenaren langs de Nijl stuurde,
het verhaal dat mummificeren beter kon,
dat de stoffelijke resten van koning Tut
tot de 21e eeuw bewaarde.
Meer dan twee miljoen jaar geleden,
toen de eerste mensen
instrumenten van steen begonnen te maken,
moet iemand gezegd hebben: "Wat als?"
En iemand anders
herinnerde zich het verhaal.
En of ze het nou vertelden
met woorden of gebaren of tekeningen,
het werd doorgegeven, onthouden:
sla met een hamer
en luister naar zijn verhaal.
De wereld wordt lawaaiiger.
We gingen van boomboxes
naar walkmans en draagbare cd-spelers
naar iPods
naar elk nummer dat we willen
wanneer we maar willen.
We gingen van de vier televisiekanalen
uit mijn kindertijd
naar de schijnbare oneindigheid
van kabel en streaming.
Terwijl technologie ons steeds sneller
door tijd en ruimte laat bewegen,
lijkt het alsof het verhaal
helemaal wordt weggeduwd,
ik bedoel, letterlijk
uit de vertelling wordt geduwd.
Maar zelfs als onze relatie
tot verhalen verandert
en alles eromheen transformeert van boek
naar audio naar Instagram naar Snapchat,
moeten we onze vinger
onder de woorden niet vergeten.
Vergeet niet dat verhalen,
in welke vorm dan ook,
ons altijd hebben meegenomen
naar onverwachte plekken,
en naar mensen die we
nooit dachten te ontmoeten
en ons werelden hebben laten zien
die we anders misschien hadden gemist.
Dus terwijl de techniek
steeds sneller en sneller gaat,
ben ik tevreden met iets langzamers.
Mijn vinger langs de woorden
bracht me tot een leven van schrijven
voor mensen van alle leeftijden,
boeken die langzaam
gelezen moeten worden
en waar je van moet genieten.
Mijn liefde voor intensief en aandachtig
naar de wereld kijken,
voor mijn hele wezen er in leggen
en daarmee de vele mogelijkheden
te zien van een verhaal,
bleek een gave te zijn,
want door alle tijd te nemen
heb ik alles geleerd
wat ik moest weten over schrijven.
En schrijven heeft me alles geleerd
over het creëren van werelden
waar mensen konden
worden gezien en gehoord,
waar hun ervaringen
konden worden gelegitimeerd
en waar mijn verhaal,
gelezen of gehoord door een ander persoon,
iets in hen inspireerde
dat een connectie werd tussen ons,
een gesprek.
En is dat niet waar
het allemaal over gaat?
Om uiteindelijk een manier te vinden
om je niet alleen op de wereld te voelen,
een manier om het gevoel te hebben
dat je iets hebt bijgedragen?
Van steen naar hamer,
van mens naar mummie,
van idee naar verhaal --
en allemaal, bewaard.
Soms lezen we om de toekomst te begrijpen.
Soms lezen we om
het verleden te begrijpen.
We lezen om te ontsnappen,
de zware tijden in het leven te vergeten,
we lezen om onze voorouders
niet te vergeten,
die zwaardere tijden hebben overleefd.
Ik schrijf om diezelfde redenen.
Voordat mijn familie naar Brooklyn kwam,
woonden we in Greenville, South Carolina,
in een gesegregeerde buurt
met de naam Nicholtown.
We waren allemaal
afstammelingen van een volk
dat niet mocht leren lezen of schrijven.
Stel je voor:
het gevaar van begrijpen
hoe letters woorden vormen,
het gevaar van woorden zelf,
het gevaar van geletterde mensen
en hun verhalen.
Maar tegen deze achtergrond
van bedreigd worden met de dood
voor het vasthouden aan een verhaallijn,
overleefden onze verhalen,
want er is weer
een ander verhaal daaronder.
En zo ging dat altijd.
Al zo lang als we communiceren,
zitten er lagen in verhalen,
de verhalen onder de verhalen
en die daar weer onder.
Dat is hoe verhalen hebben overleefd
en dat altijd zullen blijven doen.
Toen ik het verband begon te zien
tussen hoe ik leerde schrijven
en hoe ik leerde lezen
en een vrijwel monddood gemaakt volk,
besefte ik dat mijn verhaal
groter was en ouder en diepzinniger
dan ik ooit zou zijn.
En om die reden
zal het blijven voortbestaan.
In dit vrijwel monddood gemaakte volk
waren er die nooit leerde lezen.
Hun nakomelingen, al generaties lang
van de slavernij bevrijd,
gingen indien rijk genoeg
naar het hbo, de universiteit en verder.
Sommigen, zoals mijn oma, broers
en zussen, leken lezend te zijn geboren,
alsof de geschiedenis
voor hen een stapje opzij deed.
Sommigen, zoals mijn moeder,
sprongen op de 'Great Migration'-wagen --
wat niet echt een wagen was --
en kusten het Zuiden vaarwel.
Maar dit is het verhaal ìn dat verhaal:
degenen die vertrokken
en degenen die bleven
droegen de geschiedenis
van een verhaal bij zich,
terdege beseffend dat opschrijven niet
de enige manier was om het vast te houden,
en ze wisten dat ze op hun veranda of
hun stoepje konden zitten na een lange dag
en een traag verhaal
konden verzinnen voor hun kinderen.
Ze wisten dat ze hun verhaal konden zingen
in de verstikkende hitte van de katoenpluk
en de tabaksoogst;
ze wisten dat ze hun verhalen
konden prediken en in quilts konden naaien
en de pijnlijkste in iets grappigs
konden veranderen,
en met het lachen de geschiedenis
uitademen van een land
dat steeds maar weer probeerde
hun lichaam te stelen
en hun ziel
en hun verhaal.
Dus leerde ik als kind om me
de onzichtbare vinger voor te stellen
die me meenam van woord naar woord,
van zin naar zin,
van onwetendheid naar begrip.
Terwijl de techniek verder vooruitsnelt,
ga ik door met langzaam lezen,
wetende dat ik het werk
van de schrijver respecteer
en ook de blijvende kracht
van het verhaal.
En ik lees langzaam
om het lawaai te overstemmen
en ik denk aan degenen
die voor mij kwamen,
die waarschijnlijk als eerste
eindelijk vuur onder controle kregen
en zich verzamelden
rondom hun nieuwe bron
van vlammen en licht en warmte.
Ik lees langzaam om terug
te kunnen denken aan de Zelfzuchtige Reus,
hoe hij uiteindelijk
de muur heeft afgebroken
en de kinderen vrij
door zijn tuin liet rennen.
Ik lees langzaam om mijn voorouders
een eer te bewijzen,
die helemaal niet mochten lezen.
Ook zij moeten rondom
een vuur hebben gezeten,
terwijl ze zachtjes
praatten over hun dromen,
hun hoop, hun toekomst.
Elke keer als we een verhaal
lezen, schrijven of vertellen
stappen we in hun cirkel
en blijft het ononderbroken.
De kracht van het verhaal leeft voort.
Dankjewel.
(Applaus)