Return to Video

Het optellen van rationale getallen

  • 0:00 - 0:00
    .
  • 0:00 - 0:03
    Laten we rationale getallen gaan optellen.
  • 0:03 - 0:05
    Dit woord gebruik ik omdat het in
  • 0:05 - 0:09
    dit boek gebruikt wordt, maar in algemene termen
  • 0:09 - 0:10
    zullen we breuken gaan optellen.
  • 0:10 - 0:14
    Dus laten we al deze voorbeelden doornemen om ze
  • 0:14 - 0:15
    beter te begrijpen.
  • 0:15 - 0:20
    Als eerste hebben we 3/7 plus 2/7.
  • 0:20 - 0:23
    Onze noemers zijn gelijk, dus kunnen we de
  • 0:23 - 0:24
    tellers gewoon optellen.
  • 0:24 - 0:28
    Dus onze noemer is 7, en 3 plus 2 is 5.
  • 0:28 - 0:31
    Dat is voorbeeld a.
  • 0:31 - 0:32
    Ik zal ze om en om doen.
  • 0:32 - 0:33
    Het duurt eeuwen om ze allemaal te doen.
  • 0:33 - 0:37
    Geen eeuwen, maar langer dan ik wil.
  • 0:37 - 0:43
    Dus c is 5/16 plus 5/12.
  • 0:43 - 0:45
    Onze noemers zijn niet gelijk.
  • 0:45 - 0:48
    We moeten dus een gelijke noemer vinden, welke door
  • 0:48 - 0:50
    door 16 en 12 deelbaar moet zijn
  • 0:50 - 0:52
    en het liefst zo klein mogelijk
  • 0:52 - 0:54
    om het simpel te houden.
  • 0:54 - 0:56
    Dus wat is het kleinste getal dat deelbaar is
  • 0:56 - 0:58
    door 16 en 12?
  • 0:58 - 1:02
    Eens kijken. 16 keer 2 is 32, dat is 'm niet.
  • 1:02 - 1:04
    16 keer 3 is 48.
  • 1:04 - 1:05
    Dat lijkt erop.
  • 1:05 - 1:07
    12 gaat 4 keer in 48.
  • 1:07 - 1:10
    Dus laten we 48 als onze gelijke noemer gebruiken.
  • 1:10 - 1:14
    .
  • 1:14 - 1:19
    We moesten 16 vermenigvuldigen met 3 om 48 te krijgen
  • 1:19 - 1:24
    Dus we moeten ook deze 5 met 3 vermenigvuldigen.
  • 1:24 - 1:26
    We vermenigvuldigen nu de teller en de noemer
  • 1:26 - 1:28
    met hetzelfde getal, dus we veranderen het niet echt.
  • 1:28 - 1:31
    Dus 5 keer 3 is 15.
  • 1:31 - 1:37
    En dan moesten we om rechts 48 te krijgen
  • 1:37 - 1:39
    de 12 vermenigvuldigen met 4.
  • 1:39 - 1:42
    Dus om deze vijf ook op deze plek te krijgen,
  • 1:42 - 1:44
    moeten we deze 5 ook vermenigvuldigen met 4.
  • 1:44 - 1:47
    5 keer 4 is 20.
  • 1:47 - 1:50
    Nu hebben we gelijke noemers.
  • 1:50 - 1:54
    Dus dit zal gelijk zijn aan... Onze noemer is 48.
  • 1:54 - 2:01
    En we kunnen 15 plus 20 doen, dat is 35 in de teller.
  • 2:01 - 2:03
    Kunnen we dit vereenvoudigen?
  • 2:03 - 2:05
    48 is niet deelbaar door 5.
  • 2:05 - 2:07
    48 is ook niet deelbaar door 7.
  • 2:07 - 2:08
    Het lijkt erop dat we klaar zijn.
  • 2:08 - 2:14
    Laten we voorbeeld e doen.
  • 2:14 - 2:20
    8/25 plus 7/10.
  • 2:20 - 2:24
    Ook nu hebben we geen gelijke noemers.
  • 2:24 - 2:26
    Maar dat kunnen we oplossen.
  • 2:26 - 2:29
    50 lijkt het kleinste getal
  • 2:29 - 2:30
    dat deelbaar is door beide noemers.
  • 2:30 - 2:32
    25 keer 2 is 50
  • 2:32 - 2:37
    Van 8/25 naar 50 in de noemer moeten we de
  • 2:37 - 2:40
    8 en de 25 vermenigvuldigen met 2.
  • 2:40 - 2:43
    Dat wordt 16 / 50.
  • 2:43 - 2:46
    En dan de 7/10.
  • 2:46 - 2:48
    Ook deze willen we boven 50 krijgen.
  • 2:48 - 2:52
    We vermenigvuldigen de 10 met 5, dus
  • 2:52 - 2:55
    ook de 7 moet keer 5.
  • 2:55 - 2:58
    Dat wordt 35 / 50
  • 2:58 - 3:02
    Nu zijn allebei de noemers gelijk aan 50.
  • 3:02 - 3:06
    16 plus 35 is...?
  • 3:06 - 3:11
    10 plus 35 is 45, plus 6 is 51.
  • 3:11 - 3:15
    Dus het is 51/50.
  • 3:15 - 3:17
    Voorbeeld g.
  • 3:17 - 3:20
    Laat ik een nieuwe kleur pakken.
  • 3:20 - 3:22
    Probleem g.
  • 3:22 - 3:28
    Hier hebben we 7 boven 15 - ik schrijf de tweede
  • 3:28 - 3:34
    in een nieuwe kleur - plus 2 boven 9.
  • 3:34 - 3:36
    De noemers zijn alweer ongelijk.
  • 3:36 - 3:37
    Dus moeten we een gelijke noemer vinden.
  • 3:37 - 3:42
    Wat is het kleinste getal dat deelbaar is door 15 en 9?
  • 3:42 - 3:43
    Even kijken, 15 keer 2 is 30.
  • 3:43 - 3:45
    Nee, dat is niet deelbaar door 9.
  • 3:45 - 3:48
    15 keer 3 is 45, dat kan.
  • 3:48 - 3:50
    45 is deelbaar door 9.
  • 3:50 - 3:53
    Dus we gebruiken 45.
  • 3:53 - 4:00
    15 keer 3 is 45. En 7 keer 3 is 21.
  • 4:00 - 4:03
    Deze twee breuken zijn gelijk.
  • 4:03 - 4:07
    We houden 45 in de noemer.
  • 4:07 - 4:12
    Om van 9 naar 45 te komen, moeten we vermenigvuldigen met 5.
  • 4:12 - 4:14
    Dus ook de teller
  • 4:14 - 4:16
    zullen we moeten vermenigvuldigen met 5.
  • 4:16 - 4:18
    2 keer 5 is 10.
  • 4:18 - 4:22
    2/9 is hetzelfde als 10/45.
  • 4:22 - 4:25
    En nu kunnen we optellen.
  • 4:25 - 4:27
    We tellen delen van 45 op.
  • 4:27 - 4:33
    21 plus 10 is 31, en we zijn klaar.
  • 4:33 - 4:37
    Laten we nog een probleem doen. Een probleem in woorden.
  • 4:37 - 4:40
    Nadia, Peter en Ian leggen hun geld bij elkaar
  • 4:40 - 4:42
    om een bak ijs te kopen.
  • 4:42 - 4:45
    Nadia is de oudste en krijgt het meeste zakgeld.
  • 4:45 - 4:50
    Zij legt de helft van het bedrag in. Zij betaalt dus de helft.
  • 4:50 - 4:54
    Dat is Nadia.
  • 4:54 - 4:59
    Ian is daarna de oudste en draagt 1/3 bij.
  • 4:59 - 5:02
    1/3 van het bedrag betaalt Ian.
  • 5:02 - 5:04
    Dit is Ian.
  • 5:04 - 5:06
    Peter is de jongste en krijgt het minste zakgeld.
  • 5:06 - 5:14
    Hij betaalt 1/4 van de prijs.
  • 5:14 - 5:18
    Dus Peter betaalt een vierde van de prijs.
  • 5:18 - 5:20
    Ze denken dat ze hiermee genoeg geld hebben.
  • 5:20 - 5:22
    Maar als ze willen betalen, zijn ze vergeten dat er
  • 5:22 - 5:24
    nog belasting op het bedrag komt en ze zijn bang
  • 5:24 - 5:25
    dat ze niet genoeg geld zullen hebben.
  • 5:25 - 5:28
    Wonder boven wonder hebben ze precies genoeg geld.
  • 5:28 - 5:32
    Welk deel van de prijs van het ijs kwam er nog bij als belasting?
  • 5:32 - 5:36
    Laten we kijken. 1/2 plus 1/3, plus 1/4
  • 5:36 - 5:38
    van de prijs.
  • 5:38 - 5:41
    Hier moeten we een gelijke noemer voor vinden.
  • 5:41 - 5:44
    Het kleinste gemene veelvoud van 2, 3 en 4.
  • 5:44 - 5:47
    Dat zou 12 moeten zijn, toch?
  • 5:47 - 5:49
    12 is deelbaar door 2, deelbaar door 3, en
  • 5:49 - 5:50
    deelbaar door 4.
  • 5:50 - 5:56
    Dus 1/2 is gelijk aan 6/12.
  • 5:56 - 5:59
    2 keer 6 is 12.
  • 5:59 - 6:00
    1 keer 6 is 6.
  • 6:00 - 6:01
    Deze zijn gelijk.
  • 6:01 - 6:04
    6 is de helft, is 1/2, van 12
  • 6:04 - 6:09
    Nu kijken we naar de 1/3. Om van 3 naar 12 te komen
  • 6:09 - 6:12
    moet je vermenigvuldigen met 4.
  • 6:12 - 6:14
    Dus je neemt die 1 en vermenigvuldigt het met 4.
  • 6:14 - 6:18
    4/12 is gelijk aan 1/3.
  • 6:18 - 6:24
    En dan 1/4. Om van 4 naar 12 te komen,
  • 6:24 - 6:27
    moet je met 3 vermenigvuldigen, ook de teller
  • 6:27 - 6:30
    dan krijg je 3 keer 1 is 3.
  • 6:30 - 6:31
    Laten we deze optellen.
  • 6:31 - 6:37
    6/12 + 4/12 + 3/12 is gelijk aan...
  • 6:37 - 6:41
    de noemer is gelijk aan 12, de teller wordt
  • 6:41 - 6:48
    6 +4 +3, 6+4 is 10, plus 3 is 13.
  • 6:48 - 6:51
    Dus dit is gelijk aan 13/12.
  • 6:51 - 6:53
    En dit is een onechte breuk.
  • 6:53 - 6:56
    We kunnen ook zeggen dat dit hetzelfde is
  • 6:56 - 7:03
    als 12/12 plus 1/12,
  • 7:03 - 7:04
    en 12/12 is gewoon gelijk aan 1
  • 7:04 - 7:06
    omdat 12 gedeeld door 12 ook 1 is.
  • 7:06 - 7:10
    Dus dit is 1 en 1/12.
  • 7:10 - 7:14
    Dus als ze hun geld bij elkaar leggen, krijgen ze 1 1/12
  • 7:14 - 7:19
    van het bedrag van het ijs.
  • 7:19 - 7:21
    Dus welk deel van het bedrag kwam er nog bij
  • 7:21 - 7:22
    als belasting?
  • 7:22 - 7:25
    Dat was precies wat ze samen hadden.
  • 7:25 - 7:30
    Dus 1 is de prijs van het ijs zonder belasting
  • 7:30 - 7:33
    en de 1/12 kwam er nog als belasting bij.
  • 7:33 - 7:36
    Het antwoord is dat 1/12 van de prijs
  • 7:36 - 7:39
    nog als belasting bij het bedrag werd opgeteld.
  • 7:39 - 7:39
    .
Title:
Het optellen van rationale getallen
Description:

Rationale getallen zijn ook wel bekend als breuken.

more » « less
Video Language:
English
Duration:
07:40
Lilya added a translation

Dutch subtitles

Revisions