-
Schrijf 7/4 als een gemengd getal.
-
Dus nu is het een onechte breuk.
-
7 is groter dan4.
-
We gaan het opschrijven als een gemengd getal.
-
Ik ga je eerst een rechttoe rechtaan
-
methode laten zien en dan gaan we
-
eens kijken wat dat nou eigenlijk betekent.
-
Dus bedenk wat 7/4 is als gemengd getal.
-
Ik gebruik verschillende kleuren.
-
Dit zal dus gelijk zijn aan -- de makkelijkste manier om dat te doen is
-
7 door 4 delen.
-
7 door 4 delen.
-
Als we het hebben over vieren, 4 gaat in totaal
-
een keer in 7.
-
4 gaat in totaal een keer in 7.
-
Ik doe dat in een andere kleur.
-
1 keer,
-
1 keer 4 is 4.
-
En hoeveel houden we dan over?
-
7 min 4 is 3.
-
Dus als we dit willen opschrijven -- ik zal gewoon
-
even de vraag doen, en daarna kijken we wat
-
het betekent.
-
Je ziet dus dat 4 een keer in 7 gaat, dus je hebt een
-
hele hier, en hoeveel houd je dan over?
-
Nou, we houden 3 over, en dat komt
-
hier vandaan.
-
Dat is de rest als je 7 door 4 deelt.
-
3 over, maar het is drie van je vier, oftewel 3/4 over.
-
Dat is dus de manier waarop we zojuist een onechte breuk
-
in een gemend getal hebben omgezet.
-
Dat zie je misschien nog een beetje als
-
abacadabra, wat we zojuist hebben gedaan.
-
Ik heb 7 door 4 gedeeld, dat gaat een keer, en toen
-
was 3 de rest, dus heb ik 1 en 3/4.
-
Maar waarom klopt dat?
-
Waarom is dat inderdaad zo?
-
Laten we vierden tekenen.
-
We tekenen letterlijk 7 vierden en misschien wordt het dan duidelijk.
-
We maken zo'n klein vierkant als een vierde.
-
We hebben dan zo'n vierkantje, en dat is 1/4.
-
Wat betekenen dus zeven van zulke, ik
-
kopieer en plak ze.
-
Kopiëren en plakken.
-
Ik heb hier dus 2 vierden, oftewel ik heb hier 2/4.
-
Nu hebben we 3 vierden.
-
Nu hebben we 4 vierden.
-
Dat is een hele, toch?
-
We hebben 4 vierden.
-
Dat is een hele.
-
Ik doe nog een hele.
-
Nu heb ik 5.
-
Nu heb ik 6 vierden, en nu heb ik 7 vierden.
-
Hoe ziet het er nu uit?
-
Het enige wat ik heb gedaan is dat ik 7/4 heb herschreven, of 7 vierden.
-
Ik heb het min of meer voor je getekend.
-
Wat betekent dat?
-
Nou, ik heb 4 vierden, dat is dus 4/4.
-
Dit hier is 3/3.
-
Let op, 7/4 is 4/4 met als rest 3/4.
-
Ik zal het zo opschrijven.
-
7/4 is 4/4 met als rest 3/4.
-
Wat is nu 4/4?
-
4/4 is een hele.
-
Je hebt dus een hele met 3/4 over, dus je
-
krijgt 1 en 3/4.
-
Dat is het 3/4 deel en dat is de hele.
-
Hopelijk heb je er wat aan en gaat er een
-
lampje branden.
-
Omdat je zegt, hoeveel helen heb je?
-
Als je 7 door 4 deelt en dan een krijgt,
-
zeg je dus hoeveel helen?
-
Dus het aantal helen, of je kan zeggen: stel je het
-
aantal hele taarten voor.
-
En hoeveel stukken heb je dan nog over?
-
Nou, we hebben 3 stukken en elk stuk is 1/4, dus hebben
-
we 3/4 over.
-
We hebben dus een hele taart en drie stukken, die elk een
-
vierde over zijn.