Return to Video

Delen 2

  • 0:01 - 0:03
    Laat ons nu eens bekijken of we ook grotere gatallen kunnen delen.
  • 0:03 - 0:07
    Om te beginnen met grote getallen te delen
  • 0:07 - 0:10
    moet je tenminste de tafels van vermenigvuldiging kennen.
  • 0:10 - 0:15
    Van de maal-1 tot ten minste de maal-10 tafel.
  • 0:15 - 0:17
    Dus helemaal tot tien keer tien, waarvan je weet dat dat honderd is.
  • 0:17 - 0:20
    En dan te beginnen met 1 maal 1 en dan verder gaan tot 2 maal 3,
  • 0:20 - 0:22
    helemaal tot 10 maal 10.
  • 0:22 - 0:24
    En, toen ik nog op school zat,
  • 0:24 - 0:25
    leerden wij tot twaalf keer twaalf.
  • 0:25 - 0:28
    Maar tien keer tien is waarschijnlijk al voldoende.
  • 0:28 - 0:30
    En dat is nog maar het begin.
  • 0:30 - 0:33
    Omdat vermenigvuldig-sommetjes
    zoals bijvoorbeeld deze,
  • 0:33 - 0:34
    of gedeeld-door sommetjes als deze.
  • 0:34 - 0:40
    Laten we zeggen dat ik 25 wil delen door 5.
  • 0:40 - 0:41
    Ik zou 25 voorwerpen kunnen tekenen
  • 0:41 - 0:45
    en ze verdelen in vijf groepen,
  • 0:45 - 0:48
    en dan kijken hoeveel er in elke groep zitten.
  • 0:48 - 0:50
    Maar de snelle manier om dit te doen is er gewoon over te denken.
  • 0:50 - 0:53
    Nou, vijf keer wat is vijventwintig?
  • 0:53 - 0:58
    Vijf keer "vraagteken" is gelijk aan vijfentwintig.
  • 0:58 - 1:00
    En als je je tafels van vermenigvuldiging kent,
  • 1:00 - 1:02
    om precies te zijn de tafel van 5,
  • 1:02 - 1:06
    dan weet je dat 5 keer 5 gelijk is aan vijventwintig
  • 1:06 - 1:09
    Dus bij zoiets, zal je onmiddelijk kunnen antwoorden
  • 1:09 - 1:12
    omdat je de tafels van vermenigvuldiging kent,
  • 1:12 - 1:15
    dat vijf, vijf keer in vijventwintig gaat.
  • 1:15 - 1:16
    En dan zou je de vijf daar schrijven.
  • 1:16 - 1:17
    Niet over de twee,
  • 1:17 - 1:20
    omdat je nog steeds moet oppassen met
    de plaats waar je het opschrijft.
  • 1:20 - 1:22
    Je wilt de 5 schrijven op de plaats van de enen.
  • 1:22 - 1:25
    Het gaat er 5 enen keer in, of precies 5 keer.
  • 1:25 - 1:26
    En hetzelfde.
  • 1:26 - 1:32
    Als ik zeg, 7 gaat in 49.
  • 1:32 - 1:33
    Dat is hoe vaak?
  • 1:33 - 1:37
    Dan zou je zeggen,
    Dat is hetzelfde als 7 keer wat--
  • 1:37 - 1:39
    je zou zelfs, in plaats van een vraagteken,
    dit leeg laten--
  • 1:39 - 1:43
    zeven keer wat is gelijk aan 49?
  • 1:43 - 1:45
    En als je de tafels kent,
  • 1:45 - 1:50
    weet je dat 7 keer 7 gelijk is aan 49.
  • 1:50 - 1:53
    Alle voorbeelden tot nu toe waren vermenigvuldigen
    met dezelfde getallen.
  • 1:53 - 1:55
    Laat ik nu een ander voorbeeld doen.
  • 1:55 - 2:02
    Hoe veel keer gaat 9 in 54?
  • 2:02 - 2:05
    Nogmaals, je moet de tafels kennen om dit te doen.
  • 2:05 - 2:09
    Negen keer wat is 54?
  • 2:09 - 2:11
    En soms, zelfs als je het niet
    uit je hoofd weet,
  • 2:11 - 2:15
    kun je zeggen 9 keer 5 is 45.
  • 2:15 - 2:19
    En 9 keer 6 is dan 9 meer dan dat, dus dat is 54.
  • 2:19 - 2:22
    Dus 9 gaat 6 keer in 54.
  • 2:22 - 2:24
    Dus, als beginpunt,
  • 2:24 - 2:27
    moet je de tafels van 1 keer 1
  • 2:27 - 2:29
    tot 10 keer 10 uit je hoofd kennen
  • 2:29 - 2:37
    Om in ieder geval een aantal van deze sommen
    snel op te kunnen lossen.
  • 2:37 - 2:39
    Laten we nog wat meer sommen proberen
  • 2:39 - 2:44
    Die misschien niet helemaal in de tafels passen.
  • 2:44 - 2:46
    Dus laten we zeggen dat ik wil delen--
  • 2:46 - 2:55
    43 gedeeld door 3.
  • 2:55 - 2:58
    En dit is groter dan 3 keer 10 of 3 keer 12.
  • 2:58 - 2:59
    Weet je wat,
  • 2:59 - 3:01
    we proberen een iets andere som.
  • 3:01 - 3:04
    23 gedeeld door 3.
  • 3:04 - 3:06
    En, als je eenmaal de tafels van 3 kent,
  • 3:06 - 3:10
    weet je dat 3 niet een precies aantal keer in 23 past.
  • 3:10 - 3:11
    Ik zal nu de som doen.
  • 3:11 - 3:13
    3 keer 1 is 3.
  • 3:13 - 3:16
    3 keer 2 is 6.
  • 3:16 - 3:17
    Laat ik ze allemaal uitschrijven.
  • 3:17 - 3:25
    3 keer 3 is 9, 12, 15, 18, 21, 24.
    Toch?
  • 3:25 - 3:28
    Er staat hier geen 23 tussen.
  • 3:28 - 3:30
    Dus hoe los je deze som op?
  • 3:30 - 3:34
    Wat je dan doet, is zoeken naar het grootse
    veelvoud van 3, dat in 23 past.
  • 3:34 - 3:37
    En dat is 21.
  • 3:37 - 3:39
    En hoe vaak gaat 3 in 21?
  • 3:39 - 3:44
    Je weet dat 3 keer 7 gelijk is aan 21.
  • 3:44 - 3:49
    Dus je kunt zeggen, 3 gaat zeven keer in 23.
  • 3:49 - 3:51
    Maar dat past niet helemaal goed.
  • 3:51 - 3:54
    omdat 7 keer 3 gelijk is aan 21.
  • 3:54 - 3:56
    Er blijft dus een rest over.
  • 3:56 - 4:00
    Dus als je 23 - 21 doet, heb je een rest van 2.
  • 4:00 - 4:08
    Dus kun je zeggen dat 23 gedeeld door 3
    gelijk is aan 7, met een rest--
  • 4:08 - 4:15
    --met een rest van 2.
  • 4:15 - 4:17
    Het hoeft dus niet helemaal netjes te passen.
  • 4:17 - 4:20
    En, in de toekomst, zullen we leren
    hoe we dit schrijven in decimalen en breuken.
  • 4:20 - 4:23
    Maar eerst zeggen we gewoon:
    het past 7 keer,
  • 4:23 - 4:24
    maar daarmee hebben we maar 21.
  • 4:24 - 4:26
    En er blijft 2 over.
  • 4:26 - 4:29
    Dus je kan gedeeld-door sommen ook doen
  • 4:29 - 4:31
    als het niet precies uitkomt.
  • 4:31 - 4:33
    .
  • 4:33 - 4:38
    Laten we nog wat oefeningen doen
    met nog grotere getallen.
  • 4:38 - 4:41
    Dan zul je het patroon wel zien.
  • 4:41 - 4:47
    Laten we doen--
  • 4:47 - 4:52
    344 gedeeld door 4.
  • 4:52 - 4:54
    En dus zul je misschien meteen zeggen:
  • 4:54 - 4:58
    hey Sal, ik ken 4x 10 of 4x 12.
  • 4:58 - 5:00
    4 x 12 is 48.
  • 5:00 - 5:01
    Maar dit getal is veel groter
  • 5:01 - 5:03
    Dit gaat veel verder
  • 5:03 - 5:05
    dan wat ik weet van tafel van 4.
  • 5:05 - 5:08
    Dus nu laat ik je een manier zien om dit te doen,
  • 5:08 - 5:11
    als je alleen je tafel van 4 kent.
  • 5:11 - 5:12
    Wat je daarvoor doet is zeggen:
  • 5:12 - 5:17
    hoe vaak past de deze 4 in deze 3?
  • 5:17 - 5:17
    En zeg je dus eigenlijk
  • 5:17 - 5:20
    hoeveel honderd keer gaat deze 4 in deze 3?
  • 5:20 - 5:23
    Omdat dit 300 is toch?
  • 5:23 - 5:25
    Dit is 344.
  • 5:25 - 5:30
    Maar 4 past niet honderd keer hierin.
  • 5:30 - 5:33
    Dus zeggen we: 4 past nul keer in 3.
  • 5:33 - 5:34
    En dan gaan we verder.
  • 5:34 - 5:36
    Hoe vaak past 4 in 34?
  • 5:36 - 5:41
    We richten ons dus nu op de 34.
  • 5:41 - 5:44
    Hoe vaak past de 4 in 34?
  • 5:44 - 5:47
    Hier kunnen we de tafel van 4 gebruiken.
  • 5:47 - 5:52
    Eens kijken, 4 keer 8 is 32.
  • 5:52 - 5:56
    4 keer 9 is 36.
  • 5:56 - 6:00
    Dus 4 gaat in 34-- 9 is te veel.
  • 6:00 - 6:02
    36 is groter dan 34.
  • 6:02 - 6:04
    Dus 4 past 8 keer in 34.
  • 6:04 - 6:06
    En er blijft een beetje over.
  • 6:06 - 6:09
    4 past 8 keer in 34.
  • 6:09 - 6:11
    Laten we kijken wat er dan overblijft.
  • 6:11 - 6:12
    En we zeggen dus eigenlijk:
  • 6:12 - 6:15
    Hoeveel tientallen keren past 4 in 340?
  • 6:15 - 6:18
    Dus: 4 past 80 keer in 340.
  • 6:18 - 6:20
    Omdat we de 8 op de plek van de tienen schreven.
  • 6:20 - 6:23
    Maar om het probleem snel op te lossen.
  • 6:23 - 6:25
    zeggen we gewoon: 4 gaat 8 keer in 34.
  • 6:25 - 6:29
    Maar schrijf wel de 8 op de plek van de tientallen.
  • 6:29 - 6:30
    Acht keer vier.
  • 6:30 - 6:31
    We weten al wat dat is.
  • 6:31 - 6:34
    8 keer 4 is 32.
  • 6:34 - 6:36
    En we berekenen welke rest overblijft.
  • 6:36 - 6:38
    34 - 32.
  • 6:38 - 6:40
    4 - 2 is 2.
  • 6:40 - 6:42
    En deze drieën heffen elkaar op.
  • 6:42 - 6:43
    Dus hebben we een rest van 2.
  • 6:43 - 6:46
    Maar let op: we zijn in de kolom van de tientallen!
  • 6:46 - 6:49
    Deze kolom hier, zijn de tientallen.
  • 6:49 - 6:55
    Dus eigenlijk hebben we gezegd: 4 past 80 keer in 340.
  • 6:55 - 6:58
    80 keer 4 is 320 toch?
  • 6:58 - 7:01
    Omdat ik de 3 op de plek van de honderden schreef.
  • 7:01 - 7:06
    En dan is er nog--
  • 7:06 - 7:07
    dit haal ik even weg.
  • 7:07 - 7:09
    Dit hier lijkt een beetje op een 1.
  • 7:09 - 7:11
    Dat was niet de bedoeling.
  • 7:11 - 7:12
    Daar is een rest van 2.
  • 7:12 - 7:14
    Maar die 2 staat op de plek van de tienen.
  • 7:14 - 7:16
    Dus het is eigenlijk een rest van twintig.
  • 7:16 - 7:17
    Laat ik deze 4 er bij pakken.
  • 7:17 - 7:19
    Omdat ik niet 340 wou delen.
  • 7:19 - 7:20
    Maar 344.
  • 7:20 - 7:22
    Dus deze 4 pakken we er bij.
  • 7:22 - 7:24
    --Even een andere kleur--
  • 7:24 - 7:27
    Een manier om er over te denken
  • 7:27 - 7:31
    We zeiden dat 4 80x in 340 past, toch?
  • 7:31 - 7:33
    We schreven de acht op de plaats van de tientallen.
  • 7:33 - 7:36
    En 80 keer 4 is 320.
  • 7:36 - 7:38
    De rest is nu dus 24.
  • 7:38 - 7:41
    Hoe vaak past 4 in 24?
  • 7:41 - 7:42
    Dat weten we wel.
  • 7:42 - 7:46
    4 keer 6 is gelijk aan 24.
  • 7:46 - 7:49
    Dus 4 past 6 keer in 24.
  • 7:49 - 7:51
    En dat zetten we op de plaats van de enen.
  • 7:51 - 7:53
    6 keer 4 is 24.
  • 7:53 - 7:55
    En dan trekken we dat af.
  • 7:55 - 7:56
    24 min 24.
  • 7:56 - 7:58
    We moeten hier hoe dan ook aftrekken.
  • 7:58 - 8:00
    Hier krijgen we 0.
  • 8:00 - 8:01
    Er is dus geen rest.
  • 8:01 - 8:06
    Dus 4 past precies 86 keer in 344.
  • 8:06 - 8:09
    Dus als je 344 objecten zou hebben,
    en je verdeeld ze in groepjes van 4.
  • 8:09 - 8:11
    Zou je 86 groepjes hebben.
  • 8:11 - 8:13
    Of als je het in groepen van 86 zou verdelen.
  • 8:13 - 8:14
    Krijg je 4 groepen.
  • 8:14 - 8:16
    Laten we nog een som doen.
  • 8:16 - 8:18
    Ik denk dat je het nu wel een beetje door hebt.
  • 8:18 - 8:21
    Laten we een wat makkelijkere nemen.
  • 8:21 - 8:25
    91 gedeeld door 7.
  • 8:25 - 8:28
    Dus dit gaat verder dan 7 x 12,
  • 8:28 - 8:31
    wat 84 is, wat je nog weet van de tafels.
  • 8:31 - 8:35
    Dus gebruiken we het zelfde trucje als
    bij de vorige som.
  • 8:35 - 8:38
    7 past hoe vaak in 9?
  • 8:38 - 8:41
    7 past 1 keer in 9.
  • 8:41 - 8:45
    1 keer 7 is 7.
  • 8:45 - 8:48
    En je hebt 9 min 7 is 2.
  • 8:48 - 8:51
    Dan pak je de 1 erbij.
  • 8:51 - 8:52
    21.
  • 8:52 - 8:53
    En onthoud, dit ziet er misschien uit als magie,
  • 8:53 - 8:58
    maar wat we eigenlijk zeiden was:
    7 past 10 keer in 90.
  • 8:58 - 9:00
    10 keer omdat de 1 op de plek
    van de tientallen staat.
  • 9:00 - 9:02
    10 keer 7 is 70.
  • 9:02 - 9:05
    Toch?
    -- Je kunt daar ook een 0 schrijven--
  • 9:05 - 9:08
    En 91 min 70 is 21.
  • 9:08 - 9:13
    Dus 7 past 10 keer in 91, met een rest van 21.
  • 9:13 - 9:16
    En dan kijk je hoe vaak 7 past in 21.
    Dat weet je wel.
  • 9:16 - 9:18
    7 keer 3 is 21.
  • 9:18 - 9:20
    Dus 7 past 3 keer in 21.
  • 9:20 - 9:23
    3 keer 7 is 21.
  • 9:23 - 9:25
    Dus trek je van elkaar af.
  • 9:25 - 9:26
    Rest is 0.
  • 9:26 - 9:32
    Dus 91 gedeeld door 7 is 13.
  • 9:32 - 9:33
    We doen er nog 1.
  • 9:33 - 9:36
    En dit keer ga de plaatsen en zo niet uitleggen.
  • 9:36 - 9:37
    Want ik denk dat je dat wel snapt.
  • 9:37 - 9:42
    Ik wil graag dat na deze video het helemaal door hebt.
  • 9:42 - 9:45
    Dus we doen 7--
  • 9:45 - 9:47
    Nee, even een ander nummer.
  • 9:47 - 9:57
    608 gedeeld door 8.
  • 9:57 - 9:59
    Dus hoe vaak past 8 in 6?
  • 9:59 - 10:01
    0 keer.
  • 10:01 - 10:02
    Dan de volgende stap.
  • 10:02 - 10:05
    8 past hoe vaak in 60?
  • 10:05 - 10:07
    Ik schrijf de 8 op.
  • 10:07 - 10:09
    Even een lijn tekenen, zodat we het niet
    door elkaar gaan halen.
  • 10:09 - 10:11
    Een beetje naar beneden
  • 10:11 - 10:14
    Om ruimte te maken.
  • 10:14 - 10:16
    Dus hoe vaak past 8 in 60?
  • 10:16 - 10:20
    We weten dat 8 keer 7 gelijk is aan 56.
  • 10:20 - 10:23
    En 8 keer 8 is 64.
  • 10:23 - 10:26
    Dus 8 past-- 64 is te groot.
  • 10:26 - 10:27
    Dus deze is het niet.
  • 10:27 - 10:30
    8 past 7 keer in 60.
  • 10:30 - 10:32
    En we houden een rest over.
  • 10:32 - 10:35
    8 gaat 7 keer in 60
  • 10:35 - 10:36
    En omdat we de hele 60 doen,
  • 10:36 - 10:39
    zetten we de 7 boven de plaats van de enen in 60.
  • 10:39 - 10:41
    Wat in het hele getal de plaats van de tientallen is.
  • 10:41 - 10:45
    7 keer 8 is 56.
  • 10:45 - 10:47
    60 min 56
  • 10:47 - 10:48
    Dat is 4.
  • 10:48 - 10:49
    Dat kunnen we uit ons hoofd doen.
  • 10:49 - 10:50
    Maar natuurlijk ook door te lenen:
  • 10:50 - 10:52
    Dat is een tien.
  • 10:52 - 10:53
    Dat is dan een 5.
  • 10:53 - 10:55
    10 min 6 is 4.
  • 10:55 - 11:00
    Dan haal je deze 8 naar beneden.
  • 11:00 - 11:03
    8 past hoe vaak in 48?
  • 11:03 - 11:06
    Wat is 8 keer 6?
  • 11:06 - 11:09
    8 keer 6 is precies 48.
  • 11:09 - 11:13
    Dus 8 past 6 keer in 48.
  • 11:13 - 11:17
    6 keer 8 is 48.
  • 11:17 - 11:18
    En dan deze aftrekken.
  • 11:18 - 11:20
    Dat hebben we hier ook gedaan.
  • 11:20 - 11:22
    48 min 48 is 0.
  • 11:22 - 11:25
    Dus hebben we opnieuw een rest van 0.
  • 11:25 - 11:29
    Dit geef je hopelijk een idee hoe je deze grote
    getallen moet delen.
  • 11:29 - 11:31
    En alles wat we daarvoor moeten weten
  • 11:31 - 11:34
    zijn tafels.
  • 11:34 - 11:38
    Soms tot 10 keer 10 of 12 keer 12.
Title:
Delen 2
Description:

Delen van grote getallen. Introductie tot lange delingen en rest.

more » « less
Video Language:
English
Duration:
11:39
ralf.chardon edited Dutch subtitles for Division 2
ralf.chardon edited Dutch subtitles for Division 2
ralf.chardon edited Dutch subtitles for Division 2
jana.vanliedekerke edited Dutch subtitles for Division 2
jana.vanliedekerke added a translation

Dutch subtitles

Revisions